11 januari 2023
Museum Krona pakt deze winter uit met de ambitieuze tentoonstelling ‘In het licht’. Middeleeuwse mystiek schittert er naast hedendaagse kunstenaars van naam en faam.
Je verwacht het niet. Grote namen uit de internationale kunstwereld als Olafur Eliasson, Yayoi Kusama en Navid Nuur, zij aan zij met middeleeuwse kunst in het Brabantse dorp Uden. Museum Krona, gehuisvest in een klooster waar nog altijd nonnen wonen, had sinds de oprichting 1973 altijd een wat stoffig imago. Maar na een verbouwing in 2019 door architect Cees Dam heeft het zich bewezen met tentoonstellingen over moderne publiekslievelingen als Marc Chagall en Salvador Dalí. Bovendien wordt de eigen collectie, met de nadruk op laatmiddeleeuwse Zuid-Nederlandse beelden, gecombineerd met hedendaagse kunst. Dat gebeurt altijd naar aanleiding van een religieus thema, zoals meditatie of heiligenverering.
Deze winter is er, in plaats van de tot nu toe gebruikelijke kerststal, de ambitieuze tentoonstelling ‘In het licht’. Deze richt zich op de interpretatie van licht als natuurkundig verschijnsel (met de iriserende schilderijen van Jan Andriesse en de conceptuele foto’s van Marinus Boezem). Maar minstens zo belangrijk is de spirituele lading van licht, als openbaring van het goddelijke, zoals in een Laatste Oordeel-triptiek van een Jeroen Bosch-navolger. Bij het samenstellen liet conservator Wouter Prins zich inspireren door de ‘coupletten’ van Rudi Fuchs, toen die in de jaren negentig de scepter zwaaide in Stedelijk Museum Amsterdam: geen chronologische aanpak, maar thematisch en associatief. Dat wil nog weleens verkeerd uitpakken. Zo waren de verbanden tussen barokschilderijen en videokunst in ‘Double Act’, onlangs in Centraal Museum Utrecht, nogal vergezocht.
Knisperen
Ook ‘In het licht’ lijkt soms zijn hand te overspelen. De tentoonstelling wil érg veel: middeleeuws en hedendaags, westers en boeddhistisch. Zelfs een meteoriet die ooit in Uden ter aarde stortte, krijgt een plek. Bij zo’n breed thema als ‘licht’ ligt de willekeur op de loer.
Toch werken de combinaties in een aantal gevallen wonderwel. Neem Matras (2006) van Matthijs Muller, een luchtbed van isoleerdeken, het goudkleurige folie dat slachtoffers van catastrofes moet beschermen. Onwillekeurig doet het ook denken aan bootvluchtelingen die ternauwernood hun reis hebben overleefd. Het materiaal zelf is extreem kwetsbaar; als je erlangs loopt, kun je het horen knisperen, zo dun. Tegelijk heeft het werk door de gouden glans een bijna heilige uitstraling. Matras wordt gepresenteerd in de ‘schatkamer’, waar ook vergulde reliekbeelden staan opgesteld. In de tijd dat de vermeende heiligenbotten in het kostbare edelmetaal werden gehuld, woedde al de discussie of dit goud niet beter aan de armen kon worden besteed, aan de allerkwetsbaarsten.
Halo
Broken Circle (2011) van de gelauwerde Iraanse kunstenaar Navid Nuur krijgt in de context van eeuwenoude iconen ook een nieuwe betekenis. Nuurs onderbroken halo van rood neonlicht verwijst naar het menselijke streven naar eeuwigheid én de onmogelijkheid daarvan. De glasscherven onder in de buis maken dat nog eens pijnlijk duidelijk.
Begin- én sluitstuk van de tentoonstelling vormt de installatie Black and Yellow Double Polyhedron Lamp (2011) van de IJslander Olafur Eliasson. Het is een geometrisch figuur dat van binnenuit glas-in-lood-achtige patronen op de omringende wanden projecteert. Wie door een opening in de figuur naar binnen kijkt, ziet een enkele lamp oneindig vaak weerspiegeld, als een grenzeloos heelal. Hier komt het fysische met het metafysische samen. Zoiets verwacht je niet.