4 september 2024

Voor de groepstentoonstelling ‘Breekbaar’ verzamelde het Coda Museum kunst en design van kwetsbare materialen. Uitgangspunt is de vraag of kunst van bijvoorbeeld keramiek en porselein kan reageren op een wereld die op barsten staat. Maar hoe overtuigend is dit thema?

Hella Jongerius, ‘Groove Bottle’, 2000

Soms vallen materiaal en mens letterlijk samen. In 2009 voelde een bezoeker in Museum Boijmans Van Beuningen zich onwel en tuimelde pardoes op een kring met 300 handbeschilderde vazen. Veertig ervan braken ter plaatse. “Prachtig ongeluk gebeurd in het museum”, twitterde de maker, ontwerper Hella Jongerius (1963) nuchter. Zij accepteert kwetsbaarheid als wezenlijk element van haar werk en accentueert die zelfs in haar andere, beter bekende vazenserie uit 2000, nu te zien in Coda. Als stijloefening verbond ze twee helften van glas en keramiek – functioneel verwante, maar natuur- en scheikundig nooit te combineren materialen. De losse delen plakte ze heel simpel met een ‘breekbaar/fragile’-sticker aan elkaar. Inmiddels beginnen de kunststof stickers te vergaan.

Susanne Khalil Yusef, ‘Yusef Boy’ (serie), 2021

Rekbaar thema
In een designzaal staan naast Jongerius’ combivazen ook amfora’s van ontwerper Olivier van Herpt (1989) uit 2014, die met klei zijn 3D-geprint op een door hemzelf ontwikkelde machine. De klei is als vettige sliert, laagje voor laagje tot vorm uitgeprint, een uniek procedé. Maar hoeveel gebroken vazen er op de schervenberg belandden weet alleen Van Herpt.
Ontwerpers en kunstenaars gaan (materiaal)technisch graag tot het gaatje. En anders is sprake van een maatschappelijke boodschap. De conservatoren van de tentoonstelling definiëren het thema ‘breekbaarheid’ waterdicht maar rekbaar: “..werk, dat vragen stelt over politieke spanningen en ontheemde mensen. Of kunstenaars die vanuit eigen kwetsbaarheid en belevingswereld werken”. Goed voorbeeld hiervan is de installatie van de Duits-Palestijnse kunstenaar Susanne Khalil Yusef (1984). Keramische koppen, glazen geweren en andere objecten symboliseren haar persoonlijke gevoeligheid bij de afschrikwekkende oorlog in de Palestijnse gebieden.
Kunstenaar Gijs Assmann (1966) maakt mooie, kwetsbaar ogende glazen en keramieken objecten vanuit een poëtisch gegeven. Het zijn persoonlijke vanitassymbolen om vrienden mee te gedenken. Op een stevig, roomwitte klei(n)sculptuur plaatste hij een groot maar uitermate fragiel struisvogelei. In een vitrine met glazuurproeven en modelletjes, gemaakt in het Europees Keramisch Werkcentrum, zie je hoe Assmann en andere deelnemers van deze keramiekwerkplaats letterlijk de spanning van het materiaal klei opzoeken.

Gijs Assmann, ‘Vanitas (voor Inez) (I)’, 2021, foto Friso Keuris

Knallen
Er rust geen taboe op barsten en scherven in de tentoonstelling. De gebarsten, glazen kubus van Sarah van Sonsbeeck (1976) uit 2009-2010, was heel tot een balorig persoon er een baksteen doorheen gooide. Het treurige resultaat frappeerde de kunstenaar zodanig dat ze het maar zo heeft gelaten en het sindsdien met barst en al exposeert.
Kunstenaar Rafäel Roozendaal (1980) schept algoritmen in oneindige kleurig-geometrische computersoftware. Voor zijn installatie hier sloeg hij zelf een spiegelvloer aan diggelen. Een onderliggend verband met het thema valt je als geïmponeerd bezoeker niet zo snel in, wat bij meer werken het geval is. In hun creatieve associatievermogen raken kunstenaars nogal ‘ns op drift.
Eenduidiger is kunstenaar Noor Nuyten (1986). Zij maltraiteert het ogenschijnlijke knalharde glas van producent Corning op onze mobiele telefoons. Er staat ook een bruine bol van geblazen glas: die zou tijdens de expositie zomaar eens kunnen knallen als “nieuw prachtig ongeluk”.

Sarah van Sonsbeeck, ‘One Cubic Meter of Broken Silence’, 2009-2010, foto: Eddo Hartmann