7 augustus 2024

Voor een snelcursus 5000 jaar Aziatische keramiek kun je nu terecht in het Groninger Museum. Bijna alle 400 tentoongestelde stukken komen uit de collectie die het Harense echtpaar George Anders en Netty Bücher aan het museum heeft nagelaten. Hun interesse in keramiek was breed en museaal.

Beeldengroep van de Acht Onsterfelijken, 20ste eeuw, bruikleen stichting Anders, foto: Arjan Verschoor

Dwarrelende klanken van een dizi, een Chinese bamboefluit, voeren je naar het Chinese platteland, dat al eeuwenlang weinig is veranderd. Het is de soundtrack van een korte animatie die te zien is in de tentoonstelling ‘Draken & Demonen’. De fluitist zou Lan Caihe kunnen zijn, een van de mythische Acht Onsterfelijkheden, aardse godheden binnen de Tao-traditie. Met rituele feesten helpt dit vrijgevochten, vaak beschonken vriendenclubje van gemiddeld 600+ jaar ons zwoegende stervelingen over de drempel tussen de gewone en sacrale wereld.
De animatie introduceert de zeven mannen en de vrouw, die afgebeeld zijn op geëxposeerd serviesgoed of als beeldje. We luisteren weer verder naar meditatieve dizi, nu beroerd door Han Xiangzhi, met een paar honderd jaar de jongeling van het stel. In een elegante tafelsculptuur (Beeldengroep van de Acht Onsterfelijken, 20ste eeuw) klauteren de acht op wolken en berijden ze vliegende draken. Het siervoorwerp en conversation piece dateert echter pas uit de laat twintigste eeuw.

Pot, neolithicum, bruikleen stichting Anders

Teer & tijdloos
De tentoonstelling begint met de alleroudst bekende gebruikskeramiek uit het neolithicum. De 5000 jaar oude potten en kruiken zijn versierd met zwarte kringdecoraties, waarschijnlijk stamemblemen of archetypische zonne-energiesymbolen, die sterk lijken op het Zuid-Amerikaanse Maya-keramiek van vele eeuwen later. Dit pre-Chinese gebruiksgoed bleef onaangeroerd en goed geconserveerd onder de aarde bij het dorpje Majiayao (wat paardenhuis-oven betekent) in de provincie Gansu, totdat de Zweedse archeoloog Johan Gunnar Andersson het rond 1920 opgroef. Het is fascinerend hoe eeuwenoud aardewerk, ondanks zijn kwetsbaarheid, al die tijd heel is gebleven. Porseleinen kommetjes, schotels en schenkvazen van qingbai (blauwachtig wit) en jadegroen celadon-glazuur uit het middeleeuwse China (omgerekend naar de Westerse jaartelling) zijn adembenemend mooi. Hun tere eenvoud oogt tijdlozer dan de koddige Onsterfelijken op hun krulwolkjes.

Katje, Qing-dynastie, 1740-60, porselein, foto: Chris Reinewald

Draken & poesjes
Het overdadige aanbod in de tentoonstelling dwingt tot selectief kiezen en kijken. Naast hedendaags, papperig ogend porselein staan ook over-verfijnde Japanse keramiek en houten voorwerpen verspreid door de opstelling. Ook de shintoïstische Japanse traditie kende onsterfelijken, zoals bijvoorbeeld de uitgeteerde Gama Sennin uit 1880.
In het kader van het huidige Chinese jaar van de Draak zijn er verschillende draken en demonen te zien, met als hoogtepunt een relatief jonge geelblauwe kom uit de late Qing-dynastie (1875-1912). Je blik blijft hangen bij een opgerold katje met opengesperde ogen die licht geven – als je tenminste een brandend kaarsje in de holle bek zou zetten. Zo verjoeg het als nachtlichtje ratten en muizen. De porseleinen ‘figurine’ dateert uit 1740-60 en werd twee eeuwen later door de Duitse porseleinfirma Rosenthal slim nagemaakt als boudoir-parfumlampje. Het onderscheid tussen kunst en kitsch lijkt hier een kwestie van tijd.
Onvermijdelijk besluit de tentoonstelling met smalle, gedecoreerde urnvazen, opgetopt met kraanvogels, niet toevallig weer symbolen van onsterfelijkheid. Zou het Luxemburgs-Zwitserse echtpaar Anders uit Haren hun hele collectie, inclusief de duizend niet getoonde stukken, eigenlijk wel eens allemaal bij elkaar hebben gezien? Of koesterden zij zolang hun verzameling niet compleet was de illusie van onsterfelijkheid?

Urnvazen (detail), Yuan-dynastie, 1127-1368, foto: Arjan Verschoor