26 oktober 2022

Marinetti en het futurisme in Rijksmuseum Twenthe komt op het juiste moment om deze kunststroming en haar banden met het fascisme te belichten. De Mars op Rome door Benito Mussolinis zwarthemden luidde honderd jaar geleden de fascistische machtsovername in en het einde van democratisch Italië.

Giacomo Balla, ‘Geweerschot op zondag’, 1918, Banca d’Italia, Rome

De grote aanstichter en drijvende kracht achter het futurisme was de dichter Filippo Tommaso Marinetti, die in februari 1909 zijn Futuristisch manifest publiceerde in de Franse krant Le Figaro. Tot het bittere einde van zijn overlijden in 1944 was hij trouw aan het fascisme van Mussolini. Voor Marinetti had de bestaande politieke orde afgedaan, te beginnen bij het verstofte Italië met zijn cultuur van het verleden. Geweld, oorlog en vernietiging zouden een nieuwe maatschappij inluiden. Iconen van de oude tijd moesten het ontgelden: ‘Wij willen de oorlog verheerlijken’, schreef de dichter in Le Figaro.
‘We willen musea vernietigen, de bibliotheken, academies van elk soort, en strijden tegen moralisme, feminisme en tegen ieder soort lafheid. Een ronkende auto die als hij rijdt op een mitrailleur lijkt, is mooier dan de Nikē van Samothrake’. Deze zinsnede geeft in kort bestek weer hoezeer een geweldscultus besloten lag in het futurisme. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat zo’n tien jaar later, Marinetti en Mussolini samen aan de basis stonden van de Fasci di Combattimento. Deze georganiseerde zwarthemden trokken in de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog door het politiek verlamde Italië een spoor van moord, geweld en brandstichting. Maar toen had het futurisme al een aanzienlijk stroom van volgelingen, vooral in de beeldende kunst.

Futuristen in Parijs (v.l.n.r. Luigi Russolo, Carlo Carrà, Filippo Tommaso Marinetti, Umberto Boccioni en Gino Severini), 1912

Dynamiek
Ideaal vormgegeven is de tentoonstelling in Enschede niet. Wandvullende historische foto’s (zonder bijschriften, zodat je moet raden wie er afgebeeld zijn) en storende kleurvlakken doen de schilderijen geen goed.  Wel zijn er documenten, schilderijen, sculpturen en grafiek van zowel de bekendste futuristen uit de eerste jaren van de beweging te zien, waaronder Boccioni, Balla, Severini en Depero, als futuristen uit de jaren dertig en veertig.
Beeldhouwer en schilder Umberto Boccioni produceerde met het bronzen Unieke vormen van continuïteit in de ruimte uit 1913 de meest iconische sculptuur van de beweging. Hij zag overigens alleen het gipsen model van zijn beeld: in 1916 zou hij als soldaat in de oorlog sneuvelen. Giacomo Balla’s schilderij Geweerschot op zondag uit 1918 toont de dynamiek en gewelddadigheid uit Marinetti’s manifest zowel in de abstracte golvende vormen als in de agressieve titel. De enige kunstenaar lijkt het, die enigszins humor weet te brengen in zijn werk is Fortunato Depero. Zijn achtergrond als grafisch ontwerper zal daaraan debet zijn. Zowel zijn schilderij Mechanische lezeres en borduurster (1921) als de reclameaffiche voor Campari (1928) getuigen van een, binnen het futurisme, ongebruikelijke lichtheid.

Gino Severini, ‘Dynamiek van lichtvormen in de ruimte’, 1912, Galleria Nazionale d’Arte Moderna e Contemporanea, Rome

Scheurende torpedo’s
Luchtigheid is vooral vanaf eind jaren twintig, wanneer Marinetti steeds meer Mussolini’s pluimstrijker wordt, weinig te ontwaren. In de voortreffelijke catalogustekst over de relatie tussen Mussolini’s fascisme en het futurisme citeert kunsthistoricus Joery de Winter Marinetti: hij roemt de bravoure van de dictator, zijn ‘massieve hoofd’ en zijn ‘ultra-dynamische ogen als scheurende torpedo’s’. Het zijn de jaren waarin de Italiaanse luchtmacht onder leiding van Italo Balbo in hoog aanzien staat en synoniem is voor het in veler ogen vooruitstrevende fascisme. Zo was Mussolini de eerste regeringsleider die zelf een vliegtuig kon vliegen en de protofascistische dichter Gabriele d’Annunzio maakte zich onsterfelijk door in 1918 boven het vijandelijke Wenen pamfletten uit te strooien.
Alfredo Gauro Ambrosi’s schilderij Neerdalen op de stad vanuit de lucht (1933) en Renato di Bosso’s sculptuur Vallende parachutist (1935) zijn geïnspireerd door Italiaanse bombardementen op Korfoe en Ethiopië en voorbeelden van ‘aerofuturismo. Danser Giannina Censi choreografeerde voor zichzelf in 1931 een ‘aerodans’ op basis van het bombardement op het Turkse Adrianopolis in 1912.

Umberto Boccioni, ‘Unieke vormen van continuïteit in de ruimte’, 1913 (gegoten in 2011), privécollectie, Rome

Morele vraag
Censi is overigens niet op de tentoonstelling te zien. Behalve welgeteld één schilderij van een vrouwelijke futurist, Benedetta Cappa (overigens de echtgenote van Marinetti), is er verder geen vrouwelijke kunstenaar in Enschede. Toch waren die er wel degelijk in het futurisme, zoals Regina Bracchi, Bice Lazzari of fotograaf Wanda Wulz. Margherita Sarfatti, die als kunstcriticus en commissaris voor de Biënnale van Venetië Marinetti dwarszat in zijn verbreiding van het futurisme, wordt maar terloops vermeld in de catalogus – terwijl haar invloedrijke positie mede werd bepaald door haar jarenlange buitenechtelijke relatie met Mussolini.
De morele vraag over de futuristische geweldsverheerlijking komt maar mondjesmaat in de tentoonstelling ter sprake. Het gedenkjaar van de Mars op Rome al helemaal niet. Een filmpje van rond 1930 – zonder bijschrift – toont elegante dames met de joviale Italo Balbo, die zich bij een vliegtuig gereedmaken voor een pleziervlucht. Leuk gezelschap daar, denk je. Tot je beseft dat Balbo een van de meest gewelddadige zwarthemden was. Een tentoonstelling over het futurisme zou zich scherper uit mogen laten over die duistere kanten.

Tullio Crali, ‘Duikvlucht op de stad’, 1938, Futur-ism, Rome