28 juni 2023
Met poppendiorama’s verbeeldde kunstenaar Rita Maasdamme onderbelichte slavernijgeschiedenissen uit Suriname en de Nederlandse Antillen. Behalve alle ‘v’rottigheed’ (ellende) zien we ook vrolijke volksfeesten op de tentoonstelling in het Amsterdam Museum.
Inzichten veranderen in museumland. Lang bouwden musea stijlkamers of taferelen, meestal op ware grootte. Suffe, folkloristisch aangeklede etalagepoppen erin, klaar – tot het te stoffig werd. Maar dat het niet altijd zo uitpakt, bewijst de Maasdamme Collectie met historische diorama’s in het Amsterdam Museum.
Toen zij er rond 1980 mee begon, dacht de Surinaams-Arubaans-Nederlandse maakster Rita Maasdamme (1944-2016) trouwens niet aan een museale bestemming. De uiteindelijk dertig taferelen met haar poppen in decors toonde ze hoofdzakelijk in scholen en wijkgebouwen met persoonlijke uitleg erbij. Dat weinigen iets wisten van de folklore, volksverhalen en slavernijgeschiedenis verbaasde Maasdamme niet. Van haar Surinaamse ouders of op school op Aruba had ook zijzelf er amper iets over gehoord. De koloniale machthebber bepaalt immers wat onderwijzers hun leerlingen vertellen.
Knuffelzacht en pijnlijk
Als volwassene las Maasdamme de gruwelijke geschiedenissen van haar directe voorouders, geboren in slavernij. Verhalen met schaarse historische afbeeldingen dienden als informatie voor haar vertellende diorama’s met poppen, die zij al sinds haar negende maakte. De tentoonstelling begint met de werktafel van Maasdamme. Blote poppen, textiel, nephaar en kraaloogjes. Aanvankelijk maakte ze kleine poppen tot ze de huidige 35 cm beter geschikt vond. Zo is er nog maar weinig speelgoedachtigs aan. De plompe maar knuffelzachte poppen zijn de acteurs in onaangename, pijnlijke verhalen.
In het eerste tafereel herken je de nare afbeelding van een Afrikaan met omhoog gebonden armen, waarmee de Schots-Nederlandse John Gabriel Stedman rond 1790 zijn felle antislavernijboek illustreerde. Een opflakkerend kampvuurtje waarschuwt voor wat komt. Er wordt namelijk nogal wat afgeranseld. Op een suikerrietplantage krijgt de ‘futoboi’, de loopjongen, met de zweep. Zijn vriendin moet toekijken. Maasdamme maakte een nog ongerijmder tafereel met de halfwitte/halfzwarte Lydia die zweepslagen krijgt van Joanna, notabene een ‘vrije zwarte’ slavenhouder. Met dit zogenaamd ware relaas ageerde dominee Wolter Robert van Hövell in 1854 als politiek essayist tegen het koloniaal profijtbeginsel van de slavernij die verontmenselijkt.
Keti koti
Museum Amsterdam lardeert de diorama’s met videobeelden waarin huidige Surinamers en Antillianen over hun leven en familiegeschiedenis praten. Nazaten merken bij familieonderzoek – indien mogelijk – dat ze kunnen afstammen van tot slaaf gemaakten én van slavenhouders. Zo blijkt de eigen identiteit gebaseerd op een onomkeerbaar pijnpunt.
Maar dan nu.. muziek! In vrolijke tafereeltjes presenteert Maasdamme de Arubaanse componist Juan Chabaye Lampe, Caribisch carnaval en een verbroederingsfeest voor alle Surinaamse volkeren. Verder eert ze de moedige Marrons, die hun slavernij ontvluchtten en zich in de Surinaamse binnenlanden verschansten.
In 1795 bekocht Tula zijn opstand tegen de slavenhouders nog met de dood. Maasdamme toont hoe hij bij zijn terechtstelling breed lacht. Hij voorzag het verbreken van de slavenketens: keti koti.Dat werd 1 juli 1863, sinds enkele jaren de officiële datum van de viering, eigenlijk een verdrietige herdenking. Door de toegankelijke, nergens drammerige uitvoering lijkt de liefdevolle Maasdamme Collectie geknipt voor het nog collectieluwe Slavernijmuseum-in-opbouw.
In het kader van Keti Koti is het Amsterdam Museum gratis te bezoeken op zaterdag 1 en zondag 2 juli.