1 oktober 2024

Het Allard Pierson besteedt middels schitterende aquarellen en prenten aandacht aan de relatie van de West-Europese mens met de natuur. Die is op zijn zachtst gezegd ambivalent, met haar hybris en zucht naar kennis.

Fi fo fa… Fi fo fa… zingt het kauai-o’o mannetje melodieus in de laatste zalen van de tentoonstelling ‘De roep van de o’o – Natuur onder druk’ in het Allard Pierson. De geluidsband is bijzonder, want de Hawaïaanse zangvogel is sinds 1987 uitgestorven. Twintig centimeter lang, onopvallend bruin met een geel toefje ligt het uit Naturalis geleende exemplaar, in 1903 verworven, op zijn rug in de museumvitrine.
Hoe het beestje is uitgestorven is niet helemaal duidelijk, het kan zijn vanwege door muggen veroorzaakte ziekten of vernietiging van zijn leefgebied. Hoe dan ook is menselijk handelen de oorzaak. Over de relatie van de West-Europese mens met de natuur gaat de van een royale hoeveelheid aquarellen, prenten en studieboeken voorziene expositie en dat is gelukkig niet alleen kommer en kwel. Want de tentoonstelling behandelt naast de onder druk staande natuur ook de wetenschappelijke belangstelling voor die natuur, die vanaf de zestiende eeuw een vlucht nam.

Kauai-o’o, uit de collectie van Naturalis Biodiversity Center

Valse start
Eigenlijk had de relatie tussen mens en natuur een valse start, laat de tentoonstelling zien. Al in Genesis, het eerste boek van de Bijbel, wordt de mens als heerser van het universum neergezet, verheven boven alle andere schepselen van zee, lucht en aarde. Die zogenaamde ladder van het leven werd verder uitgewerkt door de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.), in de tentoonstelloing fraai verbeeld met een piramide van aquarellen met onderaan de meest onooglijke, zeg gerust oerlelijke insecten en reptielen, op de volgende trede de vissen en de vogels met daarboven de viervoetigen. Bovenin torent de tweebenige, op het punt verstoten te worden uit het harmonieuze paradijs van Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638). De getoonde aquarellen van onder anderen Gerrit Schouten (1779-1839), Hermann Schlegel (1804-84) en Aert Schouman (1710-92) leveren een adembenemend kijkspel. Hoewel de orde van Aristoteles met de opkomst van de wetenschap plaatsmaakte voor moderne kennis zoals de evolutietheorie, is het idee van de mens als heerser van het universum hardnekkig.

Zaaloverzicht ‘De roep van de o’o’, foto: Victor Wennekes

Wetenschap
In de rest van de zalen, in verschillende thema’s gewijd aan de ontwikkeling van de wetenschap, duikelen verwondering, nieuwsgierigheid en de zucht naar kennis over elkaar heen. De tientallen platen van een anonieme maker, met zo precies geschilderde vlinders en rupsen dat ze opgeprikt lijken, uit de verzameling van apotheker en zoöloog Albertus Seba (1665-1736) zijn een lust voor het oog. De tabel van Linnaeus (1707-78) van het dierenrijk is te zien, waarbij de mens als zoogdier werd geclassificeerd. Van de vader van de evolutietheorie Charles Darwin (1809-82) liggen er originele brieven, van de Duitse arts en zoöloog Ernst Haeckel (1834-1919) beeldschone platen van organismen en van Maria Sibylla Merian (1647-1717) haar baanbrekende platenboek, waarbij de insecten niet langer als losse objecten werden weergegeven maar te midden van hun leefomgeving.
Steeds is er ook een lichte of zwaardere waarschuwing. Dat Merian naar Suriname kon, is te danken aan het feit dat Suriname op dat moment een Hollands wingewest was. Bovendien maakte ze zonder vermelding gebruik van slaaf gemaakte arbeidskrachten. En dat onder meer de op een pinguïn lijkende reuzenalk in de negentiende eind is uitgestorven, is mede te wijten aan de hebzucht van verzamelaars en musea.
De tentoonstelling eindigt met een film van het Wereld Natuur Fonds, die uitgestorven diersoorten als de Europese steur of de tijger in Kazachstan met succes herintroduceerde. Dat lijkt ongegeneerde promotie en dat is het ook. Maar zolang wij een regering hebben die nauwelijks voor de natuur opkomt, is reclame voor het Wereld Natuur Fonds zeer welkom.

Maria Sybilla Meriaen, ‘Over de voortteeling en wonderbaerlyke veranderingen der Surinaemsche insecten’, 1705