17 juli 2024
Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 5, over de ‘zolderblik’ van Leo van Gestel.

Aan een schilderij hoort ‘driftige bezieling’ ten grondslag te liggen. Dat schreef Leo Gestel (1881-1941) eens toen hij het werk van een collega beoordeelde. Als de kunstenaar in 1909 uit het raam van zijn ouderlijk huis kijkt, brengt hij die regel in de praktijk. Met bezieling vertaalt hij het landschap van zijn jeugd en ontstaat Gezicht op de kerk in Woerden. Een topstuk van het Stadsmuseum Woerden.
Het zink van het platje, met de twee pijpjes, verandert onder zijn handen van grijs in geel. De lucht transformeert hij in een mozaïek van witte, blauwe en gele steentjes. De details die hem als kind misschien al opvielen, geeft hij een extra accent. Het muuranker, in de hoge zijgevel rechts, geeft hij een glimmertje. De daken zijn gedekt met oranje-blauwe pannen. Gestel kent de zolders die zich daaronder bevinden. Zolders zoals bij zijn grootvader in de rentenierswoning een paar straten verderop. In 1918 moet de kunstenaar na een zware operatie aan zijn maag wekenlang kuren en maakt een begin met het noteren van zijn jeugdherinneringen, later gebundeld in Leo Gestel – Autobiografische notities. Daarin schrijft hij onder meer over de enorme zolder van zijn opa. Hij heeft veel gehouden van de oude man “met zijn ouderwetse Zuid-Hollandse kop, met grote neus en scherp profiel, waaronderuit lange witte vlokken haar.” Gestel zal altijd een voorliefde houden voor karakteristieke gezichten.
De zolder van grootvader is een lange ruimte. Met onder de balken en spanten een blank geschuurde houten vloer, ‘wittig van schoonheid’. Er hangt een lucht van zeep en chloor omdat het wasgoed daar aan lange lijnen wordt gedroogd. ‘Een mooi geschilderde’ vlaggenstok ligt klaar. ‘Roodwitblauw, met oranje knop’. Opa, een smid in ruste, gaat regelmatig uit vissen in de boerensloten die de weilanden rond Woerden doorsnijden. De avond tevoren wordt van zolder de uitrusting gehaald. Hengels, fuiken en netten in alle maten en soorten. En een groen geschilderde viskorf.
Kleuren en verf spelen dan al een belangrijke rol in het leven van de jonge Leendert. Pas later wordt zijn voornaam Leo. Naar Leonardo da Vinci, omdat zijn kunstvrienden vinden dat hij, net als de grote meester, verduiveld goed kan tekenen.
Polderbaarzen
Tussen de huizen liggen, onzichtbaar op het schilderij, binnenplaatsen en tuintjes. Wanneer opa uit vissen is geweest, spoedden de broertjes Gestel zich naar diens achtertuintje om de vangst te bekijken. Op de regenton zien ze uitgestald: “vette, glanzende lichtbuikige polderbaarzen, met de hoge ruggen. Vers en glimmend…”
Leendert krijgt dat gevoel voor vormen en textuur van huis uit mee. Vader is huisschilder en decorateur en geeft les op de plaatselijke Tekenschool. Maar toch verzet hij zich tegen de vurige wens van zijn zoon om kunstenaar te worden. Moeder, ‘een vrouw met grote kennis en oneindig geduld’, verzoent de twee met elkaar. De talentvolle zoon mag uiteindelijk zijn hart volgen en ‘de grote onrust’ die hij in zich voelt stillen. En zo zit hij, net terug van een verblijf in Parijs, in 1909 voor het raam. Hij is dan al van stijl naar stijl gescheerd. Van het impressionisme naar het pointillisme, bevindt hij zich nu in zijn luministische periode.
Op de achtergrond priemen de torens van de pas gebouwde Sint-Bonaventurakerk. De spits van de hoogste toren, het is wat ongewoon, valt buiten beeld, maar de kijker pikt het. Wat je ziet is trouwens een reusachtige goedmaker, voor een door de gemeente Woerden gepleegde diefstal. Het stadje was toe aan een nieuw raadhuis. De burgemeester vond het pas voltooide gemeentehuis van Noordwijk, ontworpen door Nicolaas Molenaar sr., erg mooi. Hij leende de bestektekeningen en liet ze overtrekken. Zo werd het stadhuis in 1888 gebouwd, zonder de architect te informeren. Maar het plagiaat kwam uit, de kranten spraken er schande van. Molenaar werd gecompenseerd en ontving meerdere opdrachten in Woerden. Waaronder het ontwerp voor wat daar in de verte in Gestels schilderij staat.
Bij de kerk hangt een raadselachtige nevel. Een verzinsel van Gestel, om het doek nog lichtvoetiger te maken? Wit-grijs zweeft de mist boven de daken. Misschien drijft die vanaf de velden op deze zonnige namiddag het stadje in. Of het is een restje stoom van een locomotief, op het nabije spoor?
Als Leendert bij zijn grootvader logeert en in de bedstede met de glanzend gelakte deuren met uitgezaagde hartjes ligt, is het station dichtbij. Dan hoort hij ‘de spoortreinen fluiten, aanrollen en weer wegdeinen.’
Wat een mooi artikel over Leo van Gestel. Dit schilderij kende ik nog niet, wat een mooie kleuren, vooral die lucht, een beetje heiig.
Wat een prachtig verhaal, Pauline. Wat een mooie sfeer roept het op. Dank je wel.
Lijkt een beetje op Hoorn, Jan-Simon, vond ik. Ooit woonde ik daar een tijdje aan het Grote Oost. (Inderdaad: een gezegend mens.) Die pannenzee waar ik op uitkeek was alleen al zo fascinerend. Ik zag het terug in dit schilderij. En dan niet een blik over Hoorn, maar over Woerden.
Dag Pauline, ik mag graag je columns lezen en dit keer durf ik het aan, om mijn eigen ervaring in beeld te vertellen.
Het schilderij van Leo van Gestel zie ik bijna voor mij, terwijl ik mijn schilderijtje: “Kijk in de Folkingestraat in Groningen
op een mistige morgen”, ( natuurlijk op bescheiden afstand van Leo van Gestel) probeer te vergelijken…
Je ervaringen met allerlei (soms verborgen) schatten doet me ook denken, hoe je zèlf aan het werk was in de Grote
Rozenstraat in Groningen…
Wat bijzonder, Toon Janse! U was voor ons natuurlijk altijd ‘meneer’. Een bericht van ‘meneer Janse’, mijn tekenleraar aan het Wessel Gansfort College in Groningen. De uren in het hoge lokaal aan de Grote Rozenstraat waren de fijnste van de week. Uw reactie ontroert me want ù leerde ons kijken, onze verborgen, kleine talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Heerlijk was dat. De bescheidenheid waarmee u uw schilderijtje ‘Kijk in de Folkingestraat’ beschrijft typeert u. Dank u wel voor uw woorden.
Dank je, Jaap! Er valt uiteraard nog veel meer over hem te vertellen. Zo vind ik die vele kanten van zijn vakmanschap ook zo interessant. Als het aankomt op het ontleden van zijn werk dan is het goed te weten hoe grondig zijn kennis van het materiaal was. Hij begon als schilders-maatje in de schilderszaak van zijn vader. Hij schrijft daarover in zijn ‘Autobiografische notities’ hoe hij met blaren aan de vingers begon met het allersimpelste werk. ‘Grondverven van nieuw hout, stoppen en plamuren, oververven, afverven, lakverven, vernissen, schuren, krabben, afbranden, logen (-) wat al niet meer.’
Hoi Pauline
Weer een heerlijke column. Als je je ogen dichtdoet zie je het voor je gebeuren. Vooral die zolder. En wat een hoeveelheid aan weetjes in zo’n kort stukje tekst!!
Chapeau
Marianne
Veel heb ik te danken, Marianne, aan Leo Gestel zelf. Hij wees de weg. In 1918 ondergaat hij een zware maagoperatie. Die brengt enige verlichting, maar de klachten blijven. Hij moet regelmatig het bed houden en rusten. Dat is een ramp, niet te kunnen schilderen en tekenen. Hij schrijft: ‘En als vanzelf komt men in deze eindeloze uren van gedwongen werkeloosheid tot de enige actie die nu geoorloofd is.’ Hij noteert zijn herinneringen. De schrijver Hans Hagen bewerkte die persoonlijke notities. Het boek is te koop in het Stadsmuseum Woerden. Uit ‘Leo Gestel. Autobiografische notities’ blijkt dat Gestel vanaf zijn vroege jeugd een uitstekende waarnemer is geweest. Over een editie van de jaarlijkse Harddraverij, in 1890, als bewoners van Woerden en de omliggende dorpen uitbundig feestvieren, schrijft hij: ‘En in de vroege ochtend als ’t reeds licht was hoorden hij, wakker wordend, nog menig boerenwagentje van late feestgangers ratelend naar huistoe gaan om daar direct in ’t vroege boerenbedrijf weer aan ’t werk te gaan.’
Zoals jij zo treffend reageert…je ziet het voor je ogen gebeuren.
Weer mooi beschreven en ontleed Pauline !