28 september 2020

A Grey Lady ofwel Miriam van der Meer is een grijze dame van midden zestig met praatjes. Als kunstomnivoor bezoekt zij regelmatig tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Op haar kleurrijke website agreylady.nl deelt ze haar mening over al die tripjes, in klare taal. Elke eerste dinsdag van de maand publiceert Museumtijdschrift een van haar actuele blogs, deze keer een ode aan het 19e-eeuwse Nederlandse licht in Singer Laren.

Licht speelt een grote rol in de beeldende kunst en sommige schilders waren er meester in: met verf op doek licht creëren. Verf op zich licht niet op, maar door een kunstzinnig gebruik daarvan kan wel licht gesuggereerd worden. En hoe!
In Singer Laren zie jeMonet tot Sluijters. Schilders van licht’ waarin het museum in zes thema’s laat zien hoe kunstenaars rond 1900 licht weergeven. Ik bracht een bezoek aan het Gooise cultuurhuis en laat in onderstaand relaas mijn licht schijnen op de vertoning. Ben jij in voor een verlichtende kijkervaring? 

Kees Maks, Dansfeest met Sotomajor, ca. 1927

Elk nadeel heb z’n voordeel. De gezamenlijke Nederlandse musea bezitten miljoenen objecten (65 miljoen, heb ik mij laten vertellen) en het grootste deel daarvan ligt in tjokvolle depots, onzichtbaar voor het publiek: gemiddeld wordt er maar 7,7% getoond. Maar door de coronacrisis duiken zij hun kelders in om – naast de alltime favourites waar altijd al belangstelling voor is – meer te doen met hun verborgen schatten. Ze organiseren een hulde – vaak thematisch – aan de eigen collectie. Zo ook het Singer in Laren. Noodgedwongen, maar zeker niet onwenselijk. Integendeel, want in dit specifieke geval levert het een lichtgevende expositie op. 

Geen licht zonder schaduw
Bestaat er zoiets als het typische Hollandse licht dat voor het eerst te zien was bij de Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw? Licht met het donkerste donker en het witste wit? Op een willekeurige, lichtbewolkte dag in Nederland is het licht veel feller dan bijvoorbeeld in de woestijn in Arizona, terwijl daar de zon de hele dag schijnt. Dat heeft te maken met de waterdeeltjes in de lucht, waardoor het licht veel beter verspreid wordt. Het licht komt zo van alle kanten, leer ik van Pieter-Rim de Kroon, regisseur van de fraaie documentaire Hollands Licht. Hoewel hij zijn stelling niet wetenschappelijk onderbouwt, is het een hele plausibele verklaring voor het fenomeen waar wij Nederlanders zo trots op zijn.

Vilmos Huszár, Bridgers, 1932-1933

Licht in de schijnwerpers
En dan te weten dat we ons zelden van de aanwezigheid van licht bewust zijn. Licht maakt dingen wel zichtbaar, maar blijft zelf dikwijls onopgemerkt. Om licht als zelfstandig element te kunnen zien moeten we er als toeschouwer bewust naar kijken. Het is aan kunstschilders om licht zo weer te geven dat het opvalt als een bijzonder element: voor hen is het een beeldend middel en dat is precies wat de expositie pretendeert. Het laat zien hoe artiesten rond 1900 licht weergeven en dan zowel natuurlijk, als kunstmatig licht.
“Zo schilderen Claude Monet en Max Liebermann impressies van natuurlijke lichtval, stippelen Jan Toorop, Co Breman en Ferdinand Hart Nibbrig vibrerende lichteffecten en experimenteert Jan Sluijters met kleur om de sensatie van licht te verbeelden. Leo Gestel vangt in zijn portretten het ‘innerlijke licht van zijn modellen, terwijl Kees Maks zijn schilderijen ensceneert in kunstlicht. Ten slotte gaan diverse kunstenaars op reis naar het mediterrane licht.”

Claude Monet, De Dam en de sluizen aan de Achterzaan, 1871

Licht in zes thema’s
Het zijn dus niet ‘alleen’ Nederlandse kunstenaars die in de presentatie zijn opgenomen, maar wel overwégend Hollanders en ook nogal wat die de kunstenaarskolonies Den Haag en Laren als schilderbestemming kozen. En met de sterke nadruk op impressionisme en modernisme leent de vaste collectie van het Singer Museum zich bij uitstek om schilders van het licht in de schijnwerpers te zetten. Want juist die kunstenaars werkten vaak en plein-air, dus in de buitenlucht, waar zij zich konden focussen op het vastleggen van licht in al zijn schakeringen. Zij penseelden uit de losse pols de atmosferische luchten zoals zij die ter plekke voor ogen zagen op verschillende momenten van de dag en in alle jaargetijden.

Persoonlijk ben ik groot liefhebber van de verbeeldingskracht van Anton Mauve (NL, 1838-88). In de expositie hangt een van zijn (Larense) ‘heidelandschap met schaapskudde’-schilderijen, die hij aan het einde van zijn leven veelvuldig maakte. Het betreft het charmante doek ‘Het pasgeboren lam’ (ca. 1884). In zijn eigen tijd waren die genrestukken al erg in zwang bij verzamelaars en dan met name bij Amerikanen. Geinig te weten is dat (trouwe lezers hebben dit eerder gehoord) de zogenaamde ‘sheep coming’-schilderijen duurder waren – want meer in de smaak vallend dan de ‘sheep going’-versies, waarbij je de kudde dus van achteren, oftewel op de kont ziet weglopen.

Anton Mauve, Het pasgeboren lam, 1884 (uitsnede)

In het hoofdstuk vibrerend licht komen de vindingrijke trendsetters aan bod die zich bedienden van systematisch aangebrachte verftoetsen (in hun tijd werd hun werk als kunstvergrijp weggezet met termen als gekunsteld, kinderachtig gepeuter en vermoeiend voor de ogen). Met name de doeken van Ferdinand Hart Nibbrig (NL, 1866-1915) spatten je in het gezicht – hij was degene die het luminisme in Nederland introduceerde en ook (de mij onbekende) Co Breman kon er wat van. Hun gepointilleerde kwastkunst is helder, heeft stralende kleuren en een sterke lichtval. Een vrolijk stemmende zindering.

Ferdinand Hart Nibbrig, ‘Huizen te Vlieland’, 1902

In the spotlights
Eind negentiende eeuw deed het elektrische licht zijn intrede: steden kregen na zonsondergang een lumineus aanzien. Het nieuwe licht, dat feller is dan het voorheen gangbare gas- en olielamplicht, werd symbool van de moderne tijd en toekomst. En die ontwikkeling had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de (Nederlandse) modernisten: zij raakten niet uitgekeken op het licht zelf: op de verschillende tinten, op de gloed en glans op mensen en objecten en op de schaduwen. Zo verbeelden Jan Sluijters en Leo Gestel de uitgedoste gasten in de felverlichte Parijse nachtcafés. Kees van Dongen en Kees Maks schilderen op hun beurt circusartiesten en variétédanseressen in het kunstmatige theaterlicht, lees ik in het fijne naslagwerk dat bij de tentoonstelling is uitgegeven.
Bij elk van de zes hoofdstukken van de expositie een ter zake kundig achtergrondverhaal, uiteraard verluchtigd met afbeeldingen van alle schilderijen uit de vertoning. Altijd een fijn aandenken na een inspirerend museumbezoek.

Jan Sluijters, ‘Larens landschap met oktoberzon’, 1910

Schilders van Licht. Monet tot Sluijters’, t/m 10 januari in Singer Laren, MK geldig, www.singerlaren.nl

Alle overige (iPhone)foto’s en tekst: @MiriamvanderMeer | www.agreylady.nl