9 november 2020

Als vaste columnist van Museumtijdschrift geeft Oek de Jong in elk nummer zijn kijk op kunst. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 7, over het sublieme realisme van Ronald Ophuis. 

Eeuwenlang gold het historieschilderen als het belangrijkste genre in de schilderkunst. De historieschilder vervaardigde schilderijen met Bijbelse, mythologische of historische taferelen. In de zeventiende eeuw was Caravaggio een invloedrijk historieschilder, in de negentiende eeuw was Delacroix een groot meester in dit genre, dat zich richtte op het verbeelden van het menselijk drama. Door de overwinning van het impressionisme op de academische schilderkunst raakte het historiestuk in diskrediet. Je zou de beroemde Guernica van Picasso uit 1937 – zijn reactie op de vernietiging van het stadje Guernica in Baskenland door Duitse en Italiaanse bommenwerpers – nog een verlaat voorbeeld van historieschilderkunst kunnen noemen. Maar in feite was het historiestuk dood. Niemand was nog geïnteresseerd in Bijbelse of mythologische voorstellingen. Het hedendaagse leven stond voorop, het schilderen zélf kwam voorop te staan. Voor de weergave van de recente geschiedenis waren er nieuwe media: foto en film. 

Ronald Ophuis (1968) is een hedendaags historieschilder. Hij doet wat meer dan een eeuw taboe was in de schilderkunst: schilderen om een verhaal te vertellen, en hij heeft het oude genre op een overtuigende manier tot leven gewekt. Ophuis richt zich op de geschiedenis van en na de Tweede Wereldoorlog: van scènes in concentratiekampen tot het geweld van kindsoldaten in de burgeroorlog in Sierra Leone tot martelingen tijdens de oorlog in Joegoslavië. Zijn grote en obsessieve thema is het Kwaad, zoals dat zich manifesteert in het geweld en de wreedheid van de ene mens jegens de andere, meestal in oorlogssituaties. Hij schildert de onmenselijke kanten van de mens – die helaas maar al te menselijk zijn. Hij schildert de pijn en het lijden van de slachtoffers, de wreedheid en onverschilligheid van de daders. Zijn schilderijen, vaak op groot formaat, zijn confronterend en veroorzaken een opschudding die al heel lang niet meer door schilderkunst is veroorzaakt. 

Zijn thema is het grote Kwaad.

Onlangs voltooide Ophuis dit imposante sneeuwlandschap met drie vrouwen. In dit nieuwe werk bespeur ik allereerst mededogen. Het spreekt al uit de titel: Widows of Srebrenica. Bosnia and Herzegovina 2005. Hier wordt gedacht aan alle vrouwen die hun man hebben verloren in de onzalige oorlog rond Srebrenica. Drie sjofel geklede vrouwen, eentje met een boodschappentas aan de arm, kennelijk op het punt om ergens heen te gaan. Achter hen een paar boerenschuren en besneeuwde velden met kale bomen, in de verte doemen bergruggen op. Grauwwit is de overheersende kleur.

Het zijn twee oudere vrouwen en een nog betrekkelijk jonge. De jonge vrouw met laarzen en boodschappentas staat in het midden. De vrouw links heeft een hand op de rug van deze jonge vrouw gelegd en kijkt naar haar, als om haar te steunen. Maar zij, de aangeraakte, kijkt naar de vrouw rechts met haar afgegleden hoofddoek en open jas, die weer naar óns kijkt en haar handen heeft geopend in een afwachtend gebaar. Wat gebeurt hier? We weten het niet. Maar juist dat tilt dit tafereel uit boven het louter anekdotische.

Het bijzondere in de weergave van deze drie vrouwen vind ik dat ze, ondanks de realistische weergave, iets bovenpersoonlijks hebben. Het spreekt uit hun verstilde houding, uit de manier waarop ze daar staan. Ze lijken een verre echo van de manier waarop in de oude schilderkunst heiligen werden afgebeeld – in zo’n statische groep, met gebaren en blikken. Maar het zijn boerenvrouwen in goedkope kleren die eropuit gaan. Het sneeuwlandschap verbeeldt hun eenzaamheid, de kilte in hun bestaan. Heel mooi en sterk werkend is het dunne van de sneeuwlaag, waar de donkere aarde op veel plaatsen nog doorheen steekt. Het is geen mooie sneeuw, het is grotendeels modderige sneeuw.

Subliem realisme is in mijn ogen een realisme dat zichzelf overstijgt en symboolkracht krijgt. Dat gebeurt in deze voorstelling. Dat wat wordt weergegeven is méér is dan zichzelf. Een symbolische lading heeft zelfs het zwarte hekwerk op de voorgrond. Het zijn niet alleen maar hekken die niets omheinen. Het zijn niet alleen maar kapotte en verwaarloosde hekken. Ze zijn zélf iets. In al hun onaanzienlijkheid spreken ze tot je en beïnvloeden ze de atmosfeer in het schilderij. Het zijn geen pittoreske accessoires. Je kunt ze niet weglaten. De kracht van het schilderij wordt minder als je ze afdekt.

Aan dit schilderij is twee jaar gewerkt. De compositie heeft verschillende stadia gekend: er is een schuur verdwenen, er is een zonsopgang verdwenen, er is hekwerk van het doek gekrabd. Het landschap is kaler en kaler geworden – totdat dit beeld vol ingehouden dramatiek was ontstaan. Drie boerenvrouwen in de kou op een modderig pad, voor altijd stilgezet. Hun mannen komen nooit meer terug.

Hoofdbeeld: Ronald Ophuis, ‘Widows of Srebrenica. Bosnia and Herzegovina 2005’, 2020, olieverf op doek, 340 x 525 cm, courtesy Upstream Gallery, Amsterdam (foto: Gert Jan van Rooij)