21 september 2020

Als vaste columnist van Museumtijdschrift geeft Oek de Jong in elk nummer zijn kijk op kunst. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 6, over zeemist en dierbare herinneringen. 

Soms komt op een zomerdag plotseling mist aandrijven uit zee en trekt over het strand. De zon verdwijnt. De temperatuur gaat flink omlaag. Je loopt opeens te rillen. Meestal komt die mist uit zee niet veel verder dan de duinen. Zeevlam, heet het verschijnsel.

De fotograaf Ad Windig (1912-1996) legde het vast op een dag in 1955: mist die het strand plotseling verandert in een mysterieus gebied, waar gestaltes opdoemen uit de nevel. Het strand is een ebstrand, nog hard en nat. Er rent een meisje voorbij. Ze heeft kortgeknipt haar, draagt een truitje en door het rennen wervelt haar rok om haar heen. Op de achtergrond een man in zwembroek die, voor mijn gevoel, richting zee loopt en een vrouw in badpak die daar net vandaan komt. Daarachter twee jongetjes van een jaar of vier, vijf, op enige afstand van elkaar, die stilstaan en lijken te kijken naar de fotograaf. Zijn ze daar zo door hem neergezet? Het linker jongetje heeft een stok en draagt iets ronds op zijn hoofd. Het is geen bal. Maar wat is het dan wel? Mysterie.

De compositie van de foto is een ‘lucky strike’, om te spreken met een bekend sigarettenmerk uit die tijd – een gelukstreffer. Alle figuren staan precies op de goeie plek, op voorgrond en achtergrond, en samen vormen ze een ijzersterke vijfhoek die het beeld hechtheid geeft. Natuurlijk wordt de foto gemáákt door het rennende meisje. Je hoort haast haar blote voeten kletsen op het natte strand. Dat ze onscherp is, maakt haar des te sprekender.

Alle figuren staan op de goeie plek, een ‘lucky strike’.

Dichtbij is voor mij nog deze wereld. Mijn eerste vakanties als kind bracht ik door op het Noordzeestrand, waar deze foto is genomen. Als ik een paar jaar eerder was geboren, had ik een van de jongetjes op de achtergrond kunnen zijn. Zo’n jochie met hoog opgeschoren haar – een kapsel dat toen niet in de mode was, zoals nu, maar eerder een teken van beknotting, van discipline. Zwembroek en badpakken waren van wol en werden dus zwaar en gingen hangen als ze nat waren. Ik kon onder de indruk zijn van de contouren van het geslachtsdeel in de zwembroek van volwassen mannen. Sowieso onder de indruk van de grote, volwassen lichamen van mannen en vrouwen. Okselholtes waar haar in groeide. De behaarde benen van mannen, de ‘drilbenen’ van sommige vrouwen. Hoe mensen roken. Hoe hun stemmen klonken – een accent dat je nog nooit had gehoord. Het was allemaal nieuw, vreemd en vol geheimen.

Mist uit zee zal ik ook hebben meegemaakt in die jaren, want ik kan me het verdwijnen van de zon achter nevels en de plotselinge kilte op het strand zo goed voorstellen dat het wel een herinnering moet zijn. Zo’n rennend meisje, een stuk ouder dan ik, zou ook indruk op me hebben gemaakt. Haar wilde energie, haar magere benen, haar nog half natte haar en haar ‘ontluikende vrouwelijkheid’, zoals dat toen werd genoemd, die haar buiten de kinderwereld plaatste. Je werd verlegen als zo’n meisje bij je in de buurt kwam.

Elke generatie zal wel haar eigen foto’s hebben, die herinneringen oproepen aan de tijd waarin veel dingen nog nieuw en vreemd waren, voor het eerst werden gezien en ervaren. Voor mij zijn het onvermijdelijk zwart-witfoto’s, genomen in een tijd waarin er op een strand nog niet zo veel kon en te doen was als tegenwoordig, een tijd waarin er veel minder mensen rondliepen en dertig graden een uitzonderlijk hoge temperatuur was voor een zomerdag. Je groef een kuil tot je bij het ‘natte zand’ kwam en de zee in de kuil hoorde ‘ruisen’, je liet een rood-wit plastic vliegtuigje met snorrend ronddraaiende vleugels op, je kreeg één ijsje op een middag, en ’s avonds werden de roodverbrande plekken op je schouders door je moeder ingesmeerd met verkoelende karnemelk. In bed liep soms nog wat zeewater in een warm stroompje uit je oor op het kussen. Waarom worden de eenvoudigste dingen op een gegeven moment dierbare herinneringen?

‘Meisje in de mist’ is een beeld dat zich vastzet in het geheugen. Het is een bekende foto geworden, een foto die de tand des tijds doorstaat. Het beeld is sterk door de ongebruikelijke situatie, de atmosfeer, door de dynamiek van het rennende meisje. Uiteindelijk staat of valt een sterk beeld toch met de compositie. Een man en een vrouw die tegen elkaar in bewegen, bijna symmetrisch, bij elk van hen voegt zich een stilstaand jongetje, ook bijna symmetrisch, en precies in het midden zien we een meisje voorbijrennen – eeuwige schoonheid, zou ik haast zeggen.

Hoofdbeeld: Ad Windig, ‘Meisje in de mist, Wijk aan Zee 1955’, © Ad Windig/MAI. Een speciale uitgave van deze foto is te koop bij het Maria Austria Instituut in de Zomerserie 2020, tweede editie. Voor meer informatie: maibeeldbank.nl/printverkoop of mail naar info@maibeeldbank.nl