21 augustus 2024
Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, een voorproefje uit Museumtijdschrift nummer 6, over de bergen van Ferdinand Hodler.
Ze gaat me voor, met die trage maar trefzekere tred van de doorgewinterde loper. Zo heb ik het destijds op mijn achttiende ook van haar geleerd. Vooral niet te snel lopen. De bergschoen plat neerzetten en steeds hetzelfde tempo aanhouden.
Er ligt een heel leven tussen die keer dat ik als vrijwilliger in het Berner Oberland een zomer in haar gezin meehielp en het heden. De jonge moeder van toen is nu vijfentachtig jaar. Beneden ons ligt haar dorpje. We kijken neer op de rode en grijze kunststof van de daken – ik heb de houten dakbedekking nog gekend. Haar eenvoudige achttiende-eeuwse boerenhuis herken ik van bovenaf onmiddellijk. Buiten en binnen is vrijwel niets veranderd. De lage zoldering. De groene tegelkachel in de ‘Stube’, de woonkamer. De lage vensters die van over de bakken met geraniums heen een adembenemend uitzicht bieden op de bergen. De keuken. Daar maakte ze iedere ochtend haar excellente kazen van de zojuist van de alpenweide aangevoerde melk. Stipt om twaalf uur werd gegeten. Warm. Aardappels en groenten uit de moestuin. “Essen, gut essen”, gebood haar echtgenoot, een man van weinig woorden. Goed eten, want in de middag mocht ik op de helling onder de kabelbaan meehelpen met hooien. Met de hand. Heerlijk, maar doodvermoeiend. Af en toe zoefde over onze hoofden de ‘Cabine’ voorbij. Toen de oudste van haar vijf kinderen op het punt stond geboren te worden, was de ‘Bahn’ er nog niet. Hoogzwanger ging ze lopend naar het dal om daar in de kliniek te bevallen.
Huzarenstuk
Met enige regelmaat ben ik terug geweest. Haar eenvoudige chalet voelt als een tweede thuis. We praten veel over vroeger. Zij is een kind van het vlakke land, van Emmental. “Je bent om de bergen met mij getrouwd”, plaagde haar man wel eens. Ze hield van hem. Maar hij had gelijk, ze houdt zielsveel van de bergen. De ‘Jungfrau’ is haar het liefste. Laatst zag ze ‘haar’ vanuit de lucht. Op een foto van dat huzarenstuk hangt ze íntens gelukkig onder de vleugel van een paraglider. Met een jonge copiloot, het type oogverblindende skileraar, beschermend achter zich. Ze kent de bergen door en door. Eens, we stonden in de moestuin, hoorde ik een knal, alsof het onweerde bij een onbewolkte lucht. “Gletscherbruch”, zei ze met ontzag. Een stuk van de gletsjer dat afbrak. De bergen, ze laten niet met zich spotten.
Deze ochtend treden we in de sporen van Ferdinand Hodler (1853-1918). De schilder van haar bergen. Ze helpt me, met de foto van zijn schilderij in de hand, de plek te vinden waar hij moet zijn neergestreken om zijn impressie van het Jungfraumassief vast te leggen. Enkele dagen eerder zag ik zijn Das Jungfraumassiv von Mürren aus uit 1911 in Kunstmuseum Bern. Op een heerlijk rustige zaterdagochtend had ik alle tijd om het te bekijken. Hodler vertaalde wat ik op mijn eerste kennismaking met de bergen zag. Het overweldigende. Dat wat altijd geweest is.
Schilder van vlakken
Met de rugzak naast ons, zitten we in het gras en kijken. Niet alle kleuren die hij waarnam, zien wij. Zoals dat roze in het gesteente, het donkerblauw dat naar paars neigt. Vermoedelijk heeft de kunstenaar, die tot een van de grootsten van Zwitserland wordt gerekend, eerst wat schetsen gemaakt. Krachtige lijnen. Hij was in de loop der jaren steeds abstracter gaan werken. Had de periode van zoete berggezichten allang achter zich gelaten. Een schilder van vlakken werd hij. Wordt weleens een wegbereider genoemd voor de abstracte schilders van onze tijd.
Soms kon Hodler zo bevangen worden door de schoonheid van de bergen dat hij niet meer dacht aan “eten, drinken en andere geneugten.” Zo vergaat het mij ook. Mijn gids reikt me in het gras de veldfles aan en gebiedt me een paar slokken te nemen. Ik wil van haar weten of Hodler haar bergmassief goed heeft getroffen en houdt haar de foto voor. Ja, knikt ze, hij heeft gezien wat zij altijd voelt. “Mijn bergen”, zegt ze liefkozend.
Het kwastje van haar blauwe zomermuts beweegt heen en weer op de cadans van haar stappen. Weer heeft ze de leiding. We laten Mürren achter ons. Tevreden beginnen we aan de afdaling. Terug naar huis.
Deze column verschijnt in Museumtijdschrift 6, vanaf 30 augustus bij de abonnee, vanaf 3 september in de winkel.
Heel mooie column Pauline
Dank je wel Roelof!
Vielen Dank für die schöne spannende Geschichten aus dem Berner Oberland.
Ich bin eines der fünf Kinder die meine Mutter geboren hat.
Damals war die Welt noch anders.
Aber unser Dorf ist das selbe geblieben.
Je hebt gelijk Monika! Jouw geboortedorp is nog net zo mooi als toen…
Wat een begrijpelijk verhaal van die mevrouw en haar bergen!
Tijdens het winterseizoen1972/73 was ik werkzaam als hostess voor Hotelplan en InghamsTravel en gestationeerd in Wengen. Mijn wintersportgasten verbleven in hotel Regina en ik had een schamel onderkomen ergens bij een lokale familie. De “toelage” liet te wensen over, maar ik was jong en het avontuur lonkte. Daarentegen genoot ik van diverse faciliteiten, zoals een gratis abonnement voor de skiliften van de Männlichen en Kleine Scheidegg, omdat ik ook gasten had in Adelboden en dat was een
mooie ski afdaling. De terugweg ging dan met het treintje via Lauterbrunnen. Ook beschikte ik over een gratis 1e klas treinabonnement (en dat in Zwitserland!), omdat ik wekelijks een groep gasten moest ophalen van vliegveld Zürich-Kloten. Zo’n “transfer” was geen pretje, eerder een stressvolle reis, omdat een groep reizigers, bepakt en bezakt met allerlei ski attributen, wèl op tijd in de trein moest zitten!
Omdat Wengen op 1274m hoogte ligt, voelde je je dicht bij de bergen Eiger, Mönch en Jungfrau. Dat was een dagelijkse belevenis! Soms waren ze grimmig en beangstigend, soms waren ze uitdagend mooi en wilde je ze aanraken. Met mijn gratis treinabonnement heb ik het geluk gehad om meerdere keren naar de Jungfraujoch en restaurant “SchilthornPiz Gloria” in Mürren te reizen en dan pas besef je hoe ‘machtig’ die bergen zijn. Het was dan ook behoorlijk wennen toen ik na zes maanden weer terug was in ons kleine vlakke landje.
Dank, Anneke, voor je herinneringen! Wat een mooie inkijk geef je in het leven van een hostess (de stress om iedereen, mèt bagage, op tijd in de trein te krijgen. Ik zie het voor me.) Maar je had dus ook tijd om zelf te genieten van de omgeving. En waarschijnlijk, terug in Nederland, bleek dat je voor eeuwig verknocht was geraakt aan de bergen.
Dat heerlijke berggevoel, zo herkenbaar! Heerlijk maar soms ook beangstigend door het snel omslaande weer. Ik heb ontzag voor die reuzen.
Je hebt gelijk, Caroline. Ze zijn prachtig, de bergen. Maar dat ontzag moet je absoluut hebben. En anders leert de lokale bevolking je het wel dat te hebben. Ieder jaar weer worden de inwoners geconfronteerd met bezoekers die de gevaren onderschatten. Op slippers naar boven gaan. Skiën buiten de piste…
Interessante wisselwerking tussen Hodlers schilderijen en foto’s van huidige locaties door de Zwitserse fotograaf Christian Helmle: https://christianhelmle.ch/?page_id=1385
Wat fraai! Ook de fotograaf Konrad Richter zocht de plekken op. Die foto’s zijn te vinden in het boek ‘Wandern wie gemalt Berner Oberland’. De tekst is van Ruth Michel Richter. Ze zochten plekken op die Hodler schilderde, maar ook locaties die Paul Klee koos en Caspar Wolf, Auguste Baud-Bovy, Johann Ludwig Aberli en anderen. Dank voor de tip. Ik ging er met lichte weemoed door heen.
Oh wat een leuk verhaal. Ik krijg bij het lezen zoveel herinneringen….ik was 12 en wij gingen op vakantie naar een gehuchtje bij Interlaken.
Wilderswil, Grindelwald, Wengen, Lauterbrunnen, en ja…..ook Mürren bezochten we.
De Bahn was er toen al, naar dat ronddraaiende restaurant met een onvergetelijk panorama. (Zat ook in een James Bondfilm!)
Maar we wandelden ook veel, hoog in de bergen. (Ik had die langzame tred geleerd uit een boekje!😅)
Eiger, Mönch en Jungfrau, ik vergeet het nooit. En op Jungfraujoch, het tripje dat mijn vader een fortuin kostte, had je uitzicht op die enorme Aletchgletsjer, die inmiddels, 50 jaar later, ongetwijfeld vele malen korter is geworden…..
Fraai schilderij trouwens van die majestueuze berg!
Dank voor je verhaal! Het zijn indrukken die je nooit vergeet. De Bahn wordt op dit moment vernieuwd. Waardoor Mürren een kleine bouwput is geworden. Ik heb maar net gedaan alsof ik dat niet zag. Er zijn onder de bergbewoners zorgen over die bouwactiviteiten. Er wordt vergroot en verbreed en wat doet het ‘sprengen’ dat onvermijdelijke gebruik van dynamiet met de bergen? De Schilthorn verwijst nog wel naar James Bond maar mag de naam van de rechthebbenden niet meer voor de daar geserveerde producten gebruiken. Het 007 vind je nog wel op de broodjes.
Prachtig mooi geschreven en gesproken, wat een ontroering en wat moet dit voor jou geweldig geweest zijn om haar weer te zien! Een heerlijke herinnering.
Dat was het ook, een bijzonder weerzien!