30 september 2021
Als nieuwe columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 6, over onvolmaaktheid en spanning in het werk van Hanna de Haan.
Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column.
Willekeurige pennenstreken leken het, neergezet op glas. Iemand die mij zeer dierbaar is, ontving de karaf toen hij aan de Erasmus Universiteit zijn master in de rechten haalde. Hij gaf mij de vaas in bruikleen, omdat hij bang was dat deze zijn verhuizing naar het buitenland niet zou overleven. Ik zette het glaswerk op mijn bureau. Af en toe keek ik ernaar.
Op een ochtend nam ik de tijd om, met de kin op de tafelrand, de karaf beter te bestuderen. De pennenstreken vormden kranen en een lichtbaken. Lading werd uit een oceaanreus getakeld, zweefde loodzwaar door de lucht. Daar verscheen ineens de Rotterdamse haven op mijn bureau. De naam van de kunstenaar vond ik in kleine letters onderaan het glas. Ik mailde haar en was welkom in haar Haagse atelier.
De natuur tekent ze nooit, want die is boven alles verheven en af, vertelt Hanna de Haan (1980). Wat ze vastlegt moet onvolmaaktheid en spanning in zich dragen. Ze houdt van dingen die ze niet begrijpt en die de hemel raken. “Altijd speur ik de horizon af naar hijskranen.”
Hanna maakte niet alleen de vaas. Ze behoort ook tot de uitverkorenen die het Sandersgebouw, van de Rotterdamse rechtenfaculteit, van kunst mochten voorzien. Het strakke gebouw uit 1989 werd enkele jaren geleden verduurzaamd en aangepast aan de hedendaagse opvattingen over academisch onderwijs. Met opzienbarende ingrepen veranderde het in een prachtig open en toch intiem gebouw, met veel licht en ruimte.
Wegwerpwoede
Decaan Suzan Stoter leidt me rond. Er is zo veel mogelijk materiaal hergebruikt. Het kan dus toch, constateer ik en heb de containers met bouwafval voor ogen, die overal in mijn woonplaats langs de weg staan. Soms zijn ze volgeladen met nog lang niet versleten deuren en kozijnen, of met tegels, puntgaaf sanitair, vloerdelen en allerlei hang- en sluitwerk. Laatst haalde ik uit zo’n bak wat sloophout, waar een kennis een plantenetagère van timmerde. Een stil en handig protest tegen de wegwerpwoede.
In het gebouw ligt het dolomiet van de vensterbanken nu als vloertegels in de toiletgroepen. De drempels van kostbaar meranti werden tafelbladen. Van de zittingen van de collegebanken zijn stijlvolle stoelen en bijzettafeltjes gemaakt. Met behoud van de ingekraste graffiti.
De kunstenaars kregen de glazen scheidingswanden in de kantoorruimtes toegewezen. Die werden door hen beschilderd, betekend of bewerkt.
Kunst hoort bij de faculteit, inspireert, scherpt de blik en geest, zegt Suzan Stoter. Bovendien wordt met het kunstproject de naamgever van het gebouw geëerd. De oud-decaan, jurist Piet Sanders en zijn vrouw waren hartstochtelijke kunstverzamelaars. Ze leefden voor en met kunst. In huize Sanders stond een beeld van Marino Marini gewoon op een plankje boven het aanrecht. Buiten gaf een metalen object van George Rickey de windrichting aan. Zoon Martijn Sanders speelde als kind met een houten paardje van Ewald Mataré en drukte terloops zijn vingers in de nog natte verf van een zojuist binnengedragen doek van Karel Appel.
Barbecuehout
Hanna de Haan ging aan de slag op de vijfde etage van het Sandersgebouw. Het is alsof ik de karaf van mijn bureau zie, maar dan vele malen groter. Op haar wanden vaart een slepertje weg en ligt een binnenvaartschip afgemeerd. En vanzelfsprekend torent een hijskraan hoog boven alles uit.
Ze vertelde me dat ze tijdens de renovatie de glaszetters nogal ophield bij hun werk. “Die zaten me op de hielen. Heel begrijpelijk, want ik vertraagde hun planning.” Maar de mannen bleven aardig. Vooral toen ze zagen hoe Hanna werkte. Ze had gekozen voor oersterke motorverf. Wel vaker maakt ze onorthodoxe materiaalkeuzes. Laatst nog gebruikte ze half opgebrande stukken houtskool van de barbecue, omdat die van die lekkere brede streken achterlaten. “In de glasploeg zaten jongens die met graffiti te maken hadden. Die konden wel waarderen wat ik deed.”
Intussen heeft Hanna een nieuwe versie van de vaas voltooid. Wederom de Rotterdamse haven. Mijn bruikleen heb ik inmiddels naar een veiliger plek verplaatst. Ondanks geruststellende woorden van de dierbare afgestudeerde. Mocht er iets met de karaf gebeuren, dan is er nog niks aan de hand, berichtte hij laatst. “Dan begin ik in Rotterdam toch gewoon aan nóg een rechtenstudie?”