22 september 2022
Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 6, over willen weten en zwijgen.
Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column.
Daar, op de tekening, staat ze, Tja Ling Hu, in de zaak van haar ouders. Op platte schoenen. Geen hoge hakken. Want je loopt je in de horeca de benen uit het lijf. Ze heeft het gezelschap al iets te drinken gebracht. Nu volgen de eerste kostelijke gerechten. Het serveerblad rust op de palm van haar hand. Ze talmt. Deze avond is haar oudtante te gast, die nu het woord tot haar richt. Aan de naburige tafel wordt geklonken. Uit de verre omtrek reist men naar het Brabantse Aalst-Waalre voor dit Chinese restaurant.
De vragen die Tja Ling wil stellen, hangen al jaren in de lucht. Als kind al nam ze veel in zich op. Zoals ze daar kon zitten, in de woonkamer, boven de zaak. Met haar zusje aan het vroege avondeten. Vader en moeder waren beneden en hadden al een werkdag achter de rug. In de ochtend waren ze begonnen met de voorbereidingen. Schoonmaken, inkopen doen, een leverancier ontvangen. Soms maakte vader tussendoor wat garneringen. Uit wortelen sneed hij bloemen en vlinders. Kleine oranje kunstwerken waren het.
Het ontbrak de dochters in materiële zin aan niets. Spullen te over, keurig in de kleren. Een nanny die voor hen zorgde. Naar school. Spelen. Tv-kijken.
Maar echt gepraat werd er nooit.
Nooit geknuffeld
Over het zachte potloodgrijs van het asfalt bereiken we de entree en gaan langs een leeuw naar binnen. Het is 2017. Een jaar eerder is de kunstenaar afgestudeerd aan de LUCA School of Arts in Gent. Werkt als illustrator. Maar helpt, als het maar even kan, mee in de zaak.
Op deze tekening, waarmee ze een cruciale avond in haar leven verbeeldt, heeft Tja Ling een karakter boven haar hoofd geplaatst. Wǒ, staat er, wat ‘ik’ betekent. Haar gezicht is amper zichtbaar, een miniem streepje geeft haar profiel weer. Ik heb haar ontmoet en herken die op het oog neutrale blik. Er zit hunkering in, maar ook vastberadenheid om eindelijk een antwoord te krijgen op universele vragen als: ‘Wie ben ik? Waarom gingen de dingen zoals ze zijn gegaan?’
Tot haar grote verrassing begrijpt haar oudtante dat ‘willen weten’ en vertelt zij over zaken die zijn weggestopt omdat er te veel verdriet en schaamte aan vastzitten. Het verhaal van een overgrootvader komt naar boven. Hij ontvluchtte de armoede en het geweld in China en belandde in de jaren dertig in Nederland. Kookte voor zijn landgenoten die op straat pindakoekjes verkochten.
En opa. In de jaren vijftig door mensensmokkelaars vanuit Hong Kong per schip naar Europa gebracht, met lotgenoten opeengepakt in het ruim. Eenmaal in Nederland gesetteld, liet hij zijn vrouw en kinderen overkomen.
Er blijken nog meer verdrongen geschiedenissen te zijn. Als Tja Ling in 2017 de prestigieuze Fiep Westendorp Stimuleringsprijs krijgt, kan ze twee jaar werken aan het verhaal van haar familie.
Een van de belangrijkste mensen uit haar leven, haar moeder, begint te vertellen. Over hoe zij als meisje in Nederland in een uitdijend gezin plotseling te veel was en haar hardwerkende ouders besloten te doen wat in meer Chinese gezinnen werd gedaan. Ze lieten haar, halverwege de jaren zestig, teruggaan naar China. In het vertrouwen dat ze door familie zou worden opgevangen. Maar liefde en aandacht ontbraken. Bovendien: het meisje kreeg amper te eten. Tja Ling vraagt: “Hoe is dat voor jou geweest, nooit geknuffeld te worden? Bijna elke dag honger te hebben en te leven in angst en eenzaamheid.” Haar moeder huilt, het is haar nooit eerder gevraagd.
Dat zwijgen, benadrukt Tja Ling, is niet typisch Chinees. Het niet praten over de ervaringen in een oorlog, de vroege dood van een ouder, een liefdeloze jeugd. Zwijgen, het komt in zo veel families voor.
Dromerige golven
Voor ik geboren werd (2018-20) groeide uit tot een indrukwekkende aaneenschakeling van scènes. De serie tekeningen is aangekocht door het Amsterdam Museum en in kleiner formaat uitgegeven als leporello, een harmonicaboek. De tekening van het restaurant beschouw ik als sleutelscène. In rechte lijnen staat alles keurig op zijn plaats. De tafellakens zijn gesteven, de gordijnen hangen in de plooi. Maar het geheel wordt verzacht door dromerige golven die vanaf tantes tafel opstijgen. Ik zie er de verhalen in, losgemaakt door een jonge vrouw die haar naasten en zichzelf in liefde wil doorgronden.
De ouders van Tja Ling leven voorzichtig toe naar hun pensionering. Corona beschouwden ze als een voorproef. Die periode hebben ze doorstaan. Tegenwoordig voeren ze met hun kinderen gesprekken over het leven. Met trots stelt hun dochter vast: “Er zit veel wijsheid in ze.”