24 maart 2022

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 2, over landschapspijn en het opmerkelijke regentenstuk van Willem den Ouden. 

Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column.

We woonden aan de rand van de stad in een flat, vierhoog. Op heldere dagen konden we ver kijken, helemaal tot aan het Paterswoldsemeer. Daar kwamen de leden van de Groninger kunstenaarsvereniging De Ploeg graag. Menigmaal zijn schilders als Jan Altink, George Martens en Johan Dijkstra er met hun schildersezel neergestreken. Wij kinderen van de flat genoten van de weilanden en van de slootjes. In het voorjaar vol visjes en ’s winters bedekt met gruizig bomijs. Dat onze wildernis vernield zou worden, werd ons pas duidelijk toen het eerste materieel verscheen. Zand spoot in eindeloze stromen uit ijzeren pijpen en bedekte het groen. Ons speelterrein veranderde in verboden gebied. De ringweg lag er in een oogwenk. De auto’s verjoegen de koeien, de zeilboten verdwenen achter een nieuwbouwwijk. Wie had dit bedacht? Hoe was dit zo besloten?

Regentenstuk
Halverwege de jaren tachtig werd ook de schilder Willem den Ouden (1928) geconfronteerd met, wat wij tegenwoordig noemen, landschapspijn. De dijk langs de Waal zou worden verzwaard en strakgetrokken. Al twintig jaar legde hij het schitterende rivierlandschap in tekeningen en etsen vast. Niemand die mooier dan hij het licht op de rivier bij warm weer weet te vangen.
Dat eeuwenoude landschap zou op de schop gaan. In de plannen, uitgedacht door de provincie Gelderland en andere overheden, bleef weinig over van buitendijkse graslandjes, boomgaarden en dijkhuizen. De bochtige dijk werd getransformeerd tot een gekantelde snelweg, vond de kunstenaar. Den Ouden pleitte hartstochtelijk voor een minder rigoureuze aanpak. Eerst moest het achterstallig onderhoud maar eens worden weggewerkt. Daarna kon voorzichtig, liefdevol en naar menselijke maat met de verzwaring worden begonnen.
En laat uitgerekend Den Ouden in 1989 de vraag krijgen om de bestuurders van de provincie Gelderland in een regentenstuk vast te leggen. Hij ging erop in. Want wie kreeg er nog een opdracht die terugging tot de zeventiende eeuw?
Drie keer bezocht hij met zijn schetsboek de besloten wekelijkse vergadering van het college van Gedeputeerde Staten. Werkte consciëntieus aan de opdracht, die uiterst gecompliceerd bleek. Hij had een regentenstuk voor ogen in de oude traditie. Donker van toon, met de hoofdpersonen dicht bij elkaar. In de geest van de magistrale regentenstukken van Rembrandt en Frans Hals.

Onderuitgezakt
Het gezelschap dat Den Ouden moest portretteren, vergaderde in een lastig decor. Het zat rond een enorme ovalen tafel. “Alsof ze moesten roepen om elkaar te verstaan,” vond hij. Een zijraam bood een treurig uitzicht op strakke kantoorgevels. Aan de achterwand hing een kaart van het rivierengebied. Een moderne kroonluchter wierp lichtkringen op zowel het plafond als de vloer.
Bij aankomst in het provinciehuis was de gast steeds vriendelijk door de bode ontvangen. “Goedemorgen meneer Den Ouden, gaan we weer verder tekenen?” Maar bij binnenkomst voor een vierde sessie meldde de bode opgelaten dat hij niet langer welkom was. Het college vond het zo wel genoeg. Hij had voldoende schetsen. Hem werden nog wat portretfoto’s overhandigd, dan zou het schilderen van de gezichten ook wel lukken.
Den Ouden gaf de opdracht terug, maar ging wel door met het werk. Hij had geen studie kunnen maken van de gezichten van de bestuurders. Daarom koos hij voor een opvallende ingreep. Hij dekte de gezichten af met een logo. De gedeputeerden kregen hun partijvignet op het gelaat, de commissaris het wapen van het Koningshuis en de griffier dat van de provincie Gelderland.

“Den Ouden gaf de opdracht terug.”

Het regentenstuk kwam in bezit van Museum Schloss Moyland, vlak over de Duitse grens. De logo’s zijn op het uiteindelijke schilderij zwaar aangezet. Maar op twee geschilderde voorstudies, in de collectie van Museum Het Valkhof in Nijmegen, zijn ze vaag. Dat maakt die studies eigenlijk nog sterker dan het definitieve werk. Want de nadruk ligt daardoor op de lichaamshoudingen. Onderuitgezakt na de urenlange besprekingen, gebogen over de papieren, of onvermoeibaar en kaarsrecht. De griffier links op het doek heeft zijn arm losjes over de stoelleuning geslagen. Het is een bewuste verwijzing van de schilder naar de opstelling in een traditioneel regentenstuk. Je kunt als kijker niet om het gezelschap heen, je wordt gedwongen het te observeren. Je zit in het centrum van de macht, waar wordt besloten over ingrijpende veranderingen in een eeuwenoud landschap.

Stekelbaarsjes
Die bruut aangelegde ringweg in mijn geboortestad was jaren geleden opnieuw onderwerp van beraadslagingen. Hij verdwijnt deels onder de grond. De operatie kost ruim zeshonderd miljoen euro. Op het dak van de viaducten worden plantsoenen aangelegd. Met gazons, bomen en struiken. De weilanden en sloten keren niet terug. Ze zitten in mijn herinnering.
Ik hoef slechts terug te gaan in de tijd en ruik het gras weer. En voel de pas gevangen stekelbaarsjes kriebelen in het kommetje van mijn kinderhand.

Hoofdbeeld: Willem den Ouden, voorstudie voor ‘Liquidatie van het Waallandschap’, 1989, olieverf op doek, 100 x 130 cm, Museum Het Valkhof, Nijmegen