13 december 2023

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 8, over Jantina Tammes als lichtend voorbeeld voor veel vrouwen.

Jan Kleintjes, ‘Jantina Tammes’, 1931, Universiteitsmuseum Groningen

Het viel me laatst weer op, toen ik in het Dordrechts Museum die overigens prachtige tentoonstelling ‘Het oog van Jan Veth’ zag: nauwelijks een vrouw te bekennen tussen de wetenschappers, politici en schrijvers die Veth portretteerde. “Hé, kijk een vrouw”, hoorde ik een vrouwelijke bezoeker met lichte ironie uitroepen. Dat deed trouwens, zo te zien, weinig af aan haar waardering van de expositie.
Het was een gegeven in de tijd van Veth: vrouwen telden op veel terreinen amper mee. Zo hingen in de portretgalerijen in de senaatskamers van de universiteiten louter mannelijke hoogleraren. De laatste jaren is daar een inhaalslag gaande. Die gaat soms zo ver dat portretten van sommige mannelijke professoren worden weggehaald om plaats te maken voor die van vrouwen.
Na het bezoek aan Dordrecht maakte ik thuis een digitale rondgang langs die universitaire portretgalerijen en stuitte op het professorenportret uit 1931 van hoogleraar genetica Jantina Tammes (1871-1947). Ze was de eerste vrouw die aan de Rijksuniversiteit Groningen hoogleraar werd en de tweede in Nederland. Alleen plantkundige Johanna Westerdijk was haar net iets eerder, in Utrecht, voorgegaan.

Lichtend voorbeeld
Ik bleef bij het portret hangen om dat milde en tegelijkertijd wijze dat het uitstraalt. Die vriendelijke blik. De toga die ‘Tine’ als vanzelfsprekend maar ook met een zekere trots draagt. Het grijze opgestoken haar. De ogen waarin ik meen te herkennen dat ze, zoals ik las, af en toe tobde met haar gezondheid. En dat soms een zekere faalangst haar in de weg zat.
Ze heeft wanneer de schilder Jan Kleintjes (1872-1955) haar portretteert een schitterende wetenschappelijk carrière opgebouwd. Maar dat was verre van makkelijk. Als je het weet, zie je dat voor mijn gevoel ook af aan het portret. Haar werd een prestigieuze aanstelling bij een universitair onderzoeksinstituut in de hoofdstad niet gegund. Een vrouw moest men niet. Omdat men, schreef een Amsterdamse hoogleraar, “van een dame niet vergen kan in weer en wind de inspecties op de velden te houden”. Tine kreeg te maken met wat tegenwoordig het matilda-effect heet: mannelijke wetenschappers die gingen strijken met de eer van haar onderzoeksresultaten.
De in Groningen geboren dochter van een chocoladefabrikant doorliep de Gemeentelijke Middelbare School voor Meisjes en schreef zich in aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar had Aletta Jacobs de weg voor vrouwen al gebaand. Niettemin bestonden er restricties, zelfs voor een briljante student als Tine. Ze mocht geen academische examens afleggen. Zou dus niet kunnen promoveren. De colleges volgde ze om er een hele staalkaart aan onderwijsakten mee te halen, variërend van scheikunde tot kosmografie.
De hoogleraar plantkunde Jan Willem Moll herkende haar grote kwaliteiten en ze werd zijn assistent in zijn pas gebouwde laboratorium. Onbezoldigd, dat wel. Op voordracht van professor Moll ontving Tammes in 1911 een eredoctoraat en in 1919 volgde de finale erkenning: ze werd buitengewoon hoogleraar in de erfelijkheidsleer.
Het portret dat ik tot dan toe alleen van mijn beeldscherm ken, zie ik in Groningen in het echt. Dan hangt het tijdelijk op een tentoonstelling in het Museum aan de A. Het blijft net zo sterk. Is Tammes ervoor naar het Veluwse dorp Heerde gereisd? Daar woonde Kleintjes met zijn vrouw, die eveneens schilderde, in een kast van een huis. Er waren woonvertrekken, ateliers en gastenverblijven. Misschien heeft ze er gelogeerd en tussen het poseren door genoten van de enorme tuin.
Het Heerder Historisch Museum bezit een collectie tekeningen en schilderijen van Kleintjes. De kwaliteit vind ik wisselend. Het portret van Tammes behoort voor mij tot zijn beste werk. Tine heeft hem wellicht geïnspireerd om het onderste uit de kan te halen. Met hem meegekeken en hem aangespoord. Zoals ze dat ook bij haar studenten deed. Toen ze haar hoogleraarschap aanvaardde, sprak ze in haar oratie de wens uit “een goede leidsvrouw” te zijn. Die rede sloot ze af met indrukwekkende woorden: “Al gaat ook alles wat de mens gedurende zijn leven persoonlijk verwerft, hetzij door opvoeding, onderwijs, oefening of ervaring met hem weer verloren, zijn uitingen, zijn werk en zijn daden worden blijvend neergelegd in de maatschappij.”
Zo ging het dus ook bij Jantina Tammes. Na haar dood in 1947 bleef ze voor veel vrouwen een lichtend voorbeeld. En ze liet haar portret na. Het hangt aan de oostwand van de Senaatskamer in het Academiegebouw in Groningen. De stad waar ze werd geboren en overleed.