30 november 2023

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 7, over een kleurrijk stalinterieur van Anthony Oberman.

Anthony Oberman, ‘De harddraver De Rot van Adriaan van der Hoop bij het koetshuis’, 1828, Rijksmuseum, Amsterdam

Het paardendek draagt hij zoals een vorst zijn hermelijnen mantel torst. Alles aan en rond de kortstaartruin De Rot is koninklijk. De vloer van het koetshuis waar hij poseert krijgt dagelijks een schrobbeurt. De gele klinkertjes zijn brandschoon geschuierd. Net als hij. Het ontbreekt hem aan niets. Een ruime stal, een malse weide. Hij wordt gekoesterd want hij is een winnaar. Regelmatig vult het renpaard de prijzenkast van zijn eigenaar aan met medailles, bekers, gouden of zilveren zwepen. Laatst nog glorieerde hij op het Vredenburg in Utrecht voor een ‘ontelbare menigte’. Samen met zijn vaste pikeur.
Het paard is de trots van bankier Adriaan van der Hoop. De multimiljonair woont in Amsterdam aan de Keizersgracht 444. Zijn stadspaleis is zo groot dat er genoeg wanden zijn om zijn enorme schilderijencollectie tentoon te stellen. Hij heeft werk van de allergrootsten. Aan de muren hangen Rembrandt, Vermeer, Potter, Saenredam, Rubens, Hobbema…
Op een dag ontbiedt hij kunstschilder Anthony Oberman (1781-1845) van de Rozengracht. Hij gunt hem de eervolle en lucratieve opdracht om enkele van zijn topdravers te vereeuwigen. Die staan in de stallen op zijn buiten in Santpoort. Daar heeft de bankier sinds kort een neoclassicistisch landhuis met een botanische tuin, verwarmde kassen en een renbaan waar zijn dravers worden getraind en weides waar ze kunnen uitlopen.
De zoon van een in Duitsland geboren kastenmakersknecht neemt de eervolle opdracht aan. Hij heeft een gezin. Werk ligt niet voor het oprapen. Meerdere keren zal hij Santpoort hebben bezocht om De Rot te observeren, te doorgronden. Om aan elkaar te wennen. Hij zal hem geschetst hebben. Heeft hij het doek daar opgezet en in zijn studio in Amsterdam verder uitgewerkt? We weten trouwens, dankzij een zelfportret van Oberman, hoe zijn atelier eruitzag.

Engelachtig toefje
Twee schilderijen die hij maakte van de renpaarden van Van der Hoop zijn in bezit van het Rijksmuseum. ‘De Rot’ is mijn favoriet. Vanwege de kleuren. Dat ongelofelijke geel van het rugdek. Het groen van de emmer met de initialen van de miljonair. Het rood van het prachtig bewerkte hoofdstel. Kleuren die verwijzen naar de kleuren in het familiewapen van de miljonair en zijn echtgenote.
Dan is er de compositie. Die springt in het oog. Dat prachtige dier, met de koetsier die we op de rug zien. Waarom is dat? Omdat Oberman, blijkt uit dat zelfportret in zijn atelier, niet zo goed overweg kon met gezichten?
De jas van de koetsier ligt op een hoop links van hem. Een tijd geleden mocht ik in het Nationaal Rijtuig Museum zo’n koetsiersjas even aan. Ik wilde weten of je daarin, met de leidsels in je hand, ook werkelijk beschermd was tegen de elementen. En inderdaad. Hij is loeiwarm, winddicht en loodzwaar. De koetsier droeg hem als hij de draver naar een koers bracht. Want De Rot liep zèlf, met een ander paard, naar een wedstrijd. Voor het rijtuig. Met op de bok die vertrouwde koetsier. Van der Hoop ging als passagier mee, als zijn werk dat tenminste toeliet.
Er zijn op het schilderij nog wat opvallende details te ontdekken. De twee koetsen, afgedekt, zoals men tegenwoordig prijzige oldtimers beschermt. Dat rozetje dat De Rot draagt. Hij is een kortstaart, werd ‘geangliseerd’. Dat klinkt, geaccentueerd door dat toefje op zijn achterwerk, engelachtig. Maar de bittere waarheid luidt dat De Rot het grootste deel van zijn staart werd ontnomen. Pas in 2001 werd het couperen, het kortstaarten, bij wet verboden.
Als zich een nieuwe generatie schilders van paarden aandient, stapt Oberman over op stillevens van vruchten en bloemen. Hij overlijdt in 1845. Zijn opdrachtgever sterft negen jaar later en laat zijn collectie na aan de gemeente Amsterdam. De stad kan de successierechten niet betalen, maar dankzij een crowdfunding onder particulieren en bedrijven blijft de verzameling in de hoofdstad. Daarom kunnen wij in het Rijksmuseum in Amsterdam genieten van topstukken als Isaak en Rebekka (bekend als ‘Het Joodse bruidje’) van Rembrandt, Brieflezende vrouw van Vermeer, Interieur van de Sint-Odulphuskerk in Assendelft van Saenredam.
En, niet te vergeten, van die topdraver in het koetshuis.
Onder zijn stralend gele paardendeken.