21 maart 2024
Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 2, over de delicate huid van een achttiende-eeuwse ‘kattenkop’.
In het aanrechtkastje stond een plas water. Iets met de afvoer moest het zijn, de zwanenhals oftewel de sifon. Loodgieterstermen kunnen mij doorgaans wel bekoren maar deze middag viel er weinig te genieten. Een ondergelopen keuken dreigde. Vreesde ik. Waar was de waterpomptang, we hadden er zelfs toch twee?
Bij ons om de hoek zit een rijk gesorteerde ijzerwinkel. Met aardige mannen die je behandelen alsof je net zo handig bent als hun andere klanten. Meest professionals. Een medewerker ging me voor naar een schap. Gehaast koos ik de allergrootste tang. Boven het pinapparaat schrok ik me rot. Maar liet me niet kennen en rekende af.
De lekkage werd gestopt en ik besloot dat zo’n kostbaar stuk gereedschap niet thuishoort tussen ander gerei. Het kreeg een plek in mijn werkkamer, bij mijn toetsenbord. Vanwege z’n vormgeving, de zware oranje handgrepen en de getande ferme bek, groeide de tang op mijn bureau uit tot iets waar ik graag naar kijk. Een voorwerp werd een kunstwerk. Als de gigantische blauwe troffel van Claes Oldenburg in de tuin van het Kröller-Müller Museum of de metershoge bureaulamp van Jeroen Henneman boven op het Zwolse Stadskantoor.
Met de tang in mijn blikveld doorzocht ik op een avond enkele museumcollecties op de zoekterm ‘waterpomptang’. Bij Museum Rotterdam had ik beet. Zij bezitten een doorleefd exemplaar dat werd geschonken door een oud-werknemer van De Steenkolen Handels-Vereeniging. Tevreden dwaalde ik nog wat verder door de museumverzameling en bleef steken bij iets dat me de adem benam.
In dof blauw en groen en vlekkerig goudbruin, neigend naar oranje, stond daar een merkwaardig gedrongen fles. Schitterend aangetast door de tand des tijds. Prachtig geïriseerd door de inwerking van stoffen in de Rotterdamse aarde. Die hadden het glas een patroon en kleuren geschonken die niet zouden misstaan op een sjaal van kostbare zijde. Op de delicate huid zaten wat terloopse krassen. De hals werd bekroond met een wat rommelige draad van glas. Er was in het glasfabriekje wellicht iets te snel gewerkt. Een ambachtsman had zijn wangen bol geblazen en al draaiend met de blaaspijp dat klompje roodgloeiend glas tot dit gebruiksvoorwerp gemaakt. Net zoals de mannen in Glas (1958) van cineast Bert Haanstra dat in de jaren vijftig nog deden. Haanstra won een Oscar met de documentaire.
De fles had, las ik in de beschrijving, een holte in de bodem. Het verbaasde me niets, het betrof hier letterlijk en figuurlijk een gebruiksvoorwerp met een ‘ziel’. Een zogenaamde ‘kattenkop’ was het. Geblazen in een van de ‘glashutten’ ergens in de Nederlanden, in de eerste helft van de achttiende eeuw. Ook wel genoemd een ‘dutch onion’. Dat gedrongene, die uiachtige vorm maakte het mogelijk veel flessen, op planken, boven elkaar te kunnen stapelen.
De wonderbaarlijke fles, vermoedelijk ooit gevuld geweest met wijn, werd achtergelaten in Rotterdam en in 1983 bij de Mariniersweg aangetroffen tijdens het bouwrijp maken van een terrein. Er werden in die jaren in die omgeving meer eeuwenoude gebruiksvoorwerpen gevonden. Ze maken deel uit van de collectie van Museum Rotterdam: een geldbuidel, een fraai bewerkte zilveren schoengesp, een benen haarkammetje. En een drinkbakje uit een vogelkooi. Dat kooitje hing, stel ik me voor, in het raamkozijn van een Rotterdamse herberg. De kroegbazin hield van haar goudvink en ververste iedere dag het water in het bakje. In haar drukbeklante taveerne voorzag ze haar klanten ’s avonds van wijn. Die hieven dan in het kaarslicht met de ene hand het glas en lieten de andere rusten op de brede buik van een ‘kattenkop’. Zo portretteert Aert Schouman (1710-1792) zichzelf, met kelk en fles op een meesterlijke prent van Museum Boijmans Van Beuningen.
De eertijds groene fles veranderde in de Rotterdamse aarde in iets verbluffends. Zo gaat dat dus, als je maar geduld hebt. Geduld…ik bracht het helaas niet op. Toen, met dat probleem in de keuken. Want het ging iets anders dan in het begin van dit verhaal wordt gesuggereerd. Eenmaal weer thuis, met de peperdure waterpomptang, bleek de lekkage al verholpen. Een kwestie, vertelden de achterblijvers, van stevig en met beleid aandraaien. Gewoon, met de hand.
Heel boeiend verteld verhaal over alledaagse dingen van nu en toen.
Dank je wel, Florentien. Dat is ook het boeiende van Museum Rotterdam. Bijzondere voorbeelden van alledaagse dingen van toen èn van nu vind je in ruime mate in hun collectie.