20 april 2023

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 3, over de artistieke en technische alleskunner Giselle Kuster.

 

Giselle Kuster, ‘Zelfportret’, 1945, olieverf op doek, 58 x 45,5 cm, Museum van Bommel van Dam, Venlo

Ze lijkt zelfbewust en sterk te zijn. Maar er is ook iets aan haar dat ik niet kan plaatsen.
Het zelfportret trekt mijn aandacht door die korte pony die ver boven de wenkbrauwen eindigt. Het sobere gebruik van kleur. De wijsvinger die haakt achter de knoop van het jasje. Alsof ze houvast zoekt. En je kunt er niet omheen: Giselle Kuster (1911-72) liet zich ongegeneerd leiden door een vakgenoot. Door Charley Toorop.
Een publicatie van Museum van Bommel van Dam in Venlo liet me kennismaken met het werk. Het museum bezit een groot deel van Kusters nalatenschap, die bestaat uit honderden schilderijen en duizenden tekeningen, schetsen en karikaturen. Giselle, zo gaat het verhaal, gooide nooit iets weg.
Het werk uit 1945 bevindt zich in het depot. Zelfs daar verliest het niets aan kracht, zie ik bij een bezoek. Als het weer eens wordt tentoongesteld, denkt een medewerker hardop, zou dat eigenlijk moeten zoals het nu is. Rauw. Zonder lijst. Ik ben het met haar eens.
De afgelopen tijd grasduinde ik in Kusters leven. Wat, wilde ik weten, ligt in die azuurblauwe ogen besloten? Ik ontdek haar rusteloosheid. Het wispelturige. Nooit ontwikkelde ze een eigen stijl. Maar ze was bepaald niet kleurloos. Leek artistiek en technisch alles aan te kunnen. Ze was vooral een kei in het tekenen en schilderen van portretten. Een model liet ze eerst meerdere keren langskomen om te praten, te luisteren en om te kunnen observeren. Als het vervolgens op schilderen aankwam, ging het snel en trefzeker en wist ze iemand in een oogwenk in de kern te raken. Niet voor niets was psychologie een favoriet onderwerp in de kring van kunstenaars en journalisten die ze om zich heen verzamelde. “Had ze gekozen voor de portretkunst en zich daar verder in ontwikkeld, dan was ze ongetwijfeld een van de bekendere Limburgse schilders geworden”, schrijft Adri Gorissen in de biografische schets Giselle Kuster en de vergetelheid.

Verwend
Giselles ouders hebben een kleermakerij en verkopen stoffen en fournituren in Venlo. Als ze tien is, krijgt ze een zusje. Een ramp treft het gezin. Drie maanden na haar geboorte overlijdt het meisje. En daarmee is Giselle voorgoed enig kind.
Thuis, in de tuin, wordt speciaal voor haar een zwembad aangelegd. Altijd zit ze goed in de kleren. Als ze over de Parade flaneert, de uitgaansstraat, loopt daar ‘het prinsesje van Venlo’. Tekenen zit haar in het bloed. Les krijgt ze van de Hongaar Ferenc László Hernady en de Venlose beeldhouwer en schilder Sef Moonen. Ze studeert aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Luik. In 1936, na amper twee jaar, is ze alweer terug. Uitgeleerd, zo herinnert een vriendin zich.
Ze mag verwend zijn, werken kan ze ook. Ze illustreert en maakt aan de lopende band modetekeningen voor een Venlose textielfirma. En ze schildert in het door haar vader in de tuin gebouwde atelier. Achter de ezel pendelt ze tussen impressionisme en expressionisme. Heeft haar kubistische periode en is dan weer een fauvist.
Eind ’39 dringt de moeder van Giselle aan op een verhuizing. Bij een Duitse inval denkt ze achter de Hollandse Waterlinie veilig te zijn. De familie vestigt zich in januari 1940 in de Breestraat in Leiden, waar Giselle een galerie opent. Charley Toorop is een van de eersten die er exposeert.

In het middelpunt
De ‘Kunstzaal’ sluit in het najaar van 1942. De Kusters verhuizen naar een woning iets buiten het centrum. Twee huizen verderop huurt de student Jan Meeuwse een kamer. Giselle kent hem goed, hij is een kennis van Carl van Essen, haar vriend. Meeuwse werkt voor de spionagegroep Packard, die contact onderhoudt met de inlichtingendiensten in Londen. Vanaf steeds wisselende adressen worden berichten verzonden. De zendapparatuur staat ook weleens bij de familie Kuster.
Op een ochtend, twee maanden voor de bevrijding, wordt Jan Meeuwse op straat aangehouden en vastgezet. Op 12 maart 1945 wordt hij met 39 andere mannen in Rotterdam gefusilleerd.
Giselle trouwt een maand na de bevrijding met Carl. Tien jaar later scheiden ze. De kunstenaar leeft daarna gretig het leven: mannen, altijd gezelligheid en meestal in het middelpunt. In de zomer woont en werkt ze op het dan nog primitieve Spaanse eiland Formentera. De herfst en de winter brengt ze door in haar flat in Maastricht, want zegt ze, ze houdt van die jaargetijden.
Ze is 61 jaar als ze op 7 september 1972 aan kanker overlijdt. Ze had zich verzoend met de dood. Op haar rouwkaart staat een gedicht van kunstenaar Willem Hussem.

De maat is vol
ik kom mijn lichaam uit
de ruimte kent geen grens