28 september 2022

Na een ingrijpende verbouwing ambieert het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen een plekje in de Europese museumtop. De grandeur is terug en de topstukken van Rubens en Ensor zijn ongeëvenaard. Alleen schiet het museum soms door in publieksvriendelijkheid.

Zaaloverzicht, foto: Sebastian van Damme

Wie deze maand Antwerpen bezoekt, kan er niet omheen. De helft van alle abri’s in de stad en flink wat winkelruiten zijn gevuld met posters die verkondigen: het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is weer open! In Vlaanderen geldt deze gebeurtenis als de happening van het jaar, zo niet het decennium.
Wie het museum nog heeft bezocht voordat het elf jaar lang achter hekwerk verdween, herinnert zich een versleten en door verbouwinkjes verrommeld gebouw. Het werk van het Rotterdamse Kaan Architecten bestond dan ook grotendeels uit opschonen, herstellen en ongedaan maken. Voordat daarmee werd begonnen, maakte de atoomschuilkelder plaats voor een reusachtig nieuw depot, waarin alle buitenformaat schilderijen die het pand niet door de deur kunnen verlaten via vloerluiken zijn afgezakt. Daarna kreeg de vergrauwde gevel een opknapbeurt, werden de vloeren gerepareerd en de muren geschilderd in warme tinten. Het belangrijkste museum van Vlaanderen, in 1810 gesticht door Napoleon, hervond zijn oude grandeur.

Zaaloverzicht, foto: Karin Borghout

Kathedraal
Bij restauratie en reconstructie bleef het niet. Op de plek waar vroeger vier binnenpleinen waren, is een vier verdiepingen tellende doos-in-doosconstructie geplaatst, waarbij de bovenste verdieping heel ingenieus als een soort tafelblad leunt op de patio’s. Dit nieuwe deel is het domein van de ‘moderne meesters’. Het heeft spierwitte wanden en kathedraalachtig hoge plafonds, met uitzondering van de kabinetten voor werk op papier. Het oude deel met zijn classicistische symmetrie en schilderijen die in salon opstelling wel vier rijen dik hangen, bevat kunst vanaf de veertiende eeuw tot 1880.
Niet dat oude en moderne kunst strikt gescheiden zijn in het KMSKA. Juist niet. Tegenover de Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (1454-56) van Jean Fouquet, een van de absolute topstukken uit de collectie, hangt Der diagnostische Blick IV (1992) van Luc Tuymans, een bijna claustrofobische close-up van een vrouw in het laatste stadium van kanker. En het ijle lichtschilderij van zero-kunstenaar Jeff Verhey heeft als contrapunt een havengezicht met intense zonsopgang van de zeventiende-eeuwer Hendrik van Minderhout. Dit soort ‘transhistorische’ ingrepen zijn bedoeld om bezoekers anders, actiever en hopelijk ook beter, te laten kijken.

Zaaloverzicht, foto: Sebastian van Damme

Instant selfiefavoriet
De combinatie van oud en nieuw werk is onderdeel van wat de Vlamingen ‘publiekswerking’ noemen en dat het leidende principe is binnen het museum. Het complete spectrum aan trucs en technieken is uit de kast getrokken om de bezoeker ingangen te bieden in het getoonde. Dat lukt over het algemeen goed, maar soms schiet de publieksvriendelijkheid iets te ver door. Zo zijn de touchscreens met opdrachten voor kinderen geslaagd, maar de tien ruimtelijke ingrepen die Christophe Coppens maakte op basis van schilderijdetails – een hand, een druipneus of een stel blote billen – zitten tegen het melige aan en hebben waarschijnlijk een korte houdbaarheid.
De interventies van de 22 artists in residence komen niet lekker uit de verf op schermen die in een stalen raamwerk zijn geschroefd. De ter plekke gemaakte kleurinstallatie van Boy en Erik Stappaerts is echter glorieus en een instant selfiefavoriet. Verfrissend is de plaatsing van schilderijen als een melodie op een notenbalk in plaats van een streng rijtje. Maar door het kroegtafereel van Adriaen van Ostade scheef te hangen omdat een van de drinkebroers van zijn kruk is gedonderd, glijden de conservatoren uit in hun speelsheid en wordt het ongein.

Zaaloverzicht, foto: Karin Borghout

Ensor als scharnierpunt
Vanuit de gedachte dat historisch besef bij bezoekers beperkt is, is een chronologische indeling ingeruild voor een thematische aanpak. In het oude deel functioneren begrippen als ‘hemel’ en ‘schuld’ als verhalende kapstokken. Bij de moderne en hedendaagse kunst is de aanpak abstracter en zijn fenomenen als kleur en vorm de verbindende factor. De thema’s zijn zo los dat het museum rustig individuele stukken of clusters van werken kan wisselen zonder een compleet nieuwe opzet te hoeven verzinnen.
Uitzonderingen zijn de zalen gewijd aan Peter Paul Rubens en James Ensor. De centrale zaal met reusachtige altaarstukken uit alle perioden van Rubens’ loopbaan is ronduit grandioos. Als vanaf 2023 Tronende Madonna door heiligen omringd op zaal wordt gerestaureerd, kun je hier helemaal een volle dag spenderen. Hetzelfde geldt voor de vleugel gewijd aan Ensor, van wie het KMSKA de grootste collectie ter wereld bezit en die hier fungeert als scharnierpunt tussen de oude en nieuwe kunst.
Door de verbouwing heeft het museum veertig procent meer tentoonstellingsruimte tot zijn beschikking gekregen. Toch zijn er ongeveer evenveel werken te zien als vroeger: 640 uit de 8400 stuks tellende collectie. Door individuele werken meer ruimte te gunnen, voelt het ornamentele interieur niet te druk en kun je door de zalen dwalen zonder uitgeput en overweldigd te raken. De topstukken hebben een ereplaats, maar de bezoeker staat hier op nummer één.

Zaaloverzicht met werk van James Ensor, foto: Karin Borghout